Familie Bierens de Haan, Engelandvaarder
Je bent hier:

Dagboek Engelandvaarder Barthold Bierens de Haan, deel 1

Door Agnes Dessing

Onlangs kwam Museum Engelandvaarders in Noordwijk in het bezit van het dagboek van Engelandvaarder Barthold Bierens de Haan. Bierens de Haan arriveerde in augustus 1941 in Engeland en hield vanaf zijn vertrek naar Engeland tot eind 1943 een dagboek bij. Dit dagboek is interessant omdat het een speciaal licht werpt op de Nederlandse gemeenschap in Londen, in het bijzonder de kring van Radio Oranje, waar Bierens de Haan enige tijd als omroeper werkte.

Voor de oorlog

Barthold Willem Floris Bierens de Haan werd geboren op 10 december 1909 te Amsterdam. Zijn wieg stond in een welgesteld milieu: zijn vader was bankier, zijn moeder was een dochter van B.W.F. van Riemsdijk, directeur van het Rijksmuseum.

De familie Bierens de Haan telde vele kooplieden en academici. Maar Barthold ambieerde geen academische carrière en hij werd ook geen koopman, al had hij wel specifieke belangstelling voor economische propaganda. Na zijn militaire dienstperiode werd hij expert in thee en werkte als zodanig in Engeland en in Nederlands-Indië.

Daarna – en hier komt de economische propaganda om de hoek kijken – was hij in 1937 directeur van de Nederlands-Indische sectie van de wereldtentoonstelling in Parijs. In 1938 vinden we hem weer in Nederlands-Indië als secretaris van Gouverneur Generaal A.C.D. de Graeff, belast met de economische propaganda in de VS.

Hieruit vloeide ongetwijfeld zijn nieuwe functie voort in de jaren 1939-1940: toen was Bierens de Haan general manager van het Nederlandse paviljoen op de Wereldfair in New York.

Intussen was het Barthold ook in zijn persoonlijk leven voor de wind gegaan. In 1933 had hij zich verloofd met de Zwitserse Monique Alice Barbey. Een jaar later traden zij in het huwelijk, waardoor Monique de Nederlandse nationaliteit kreeg. Achtereenvolgens werden 3 kinderen geboren: Valérie (1935), Jack (1938) en Barthold (1940).

Familie Bierens de Haan, Engelandvaarder
Barthold Bierens de Haan met v.l.n.r. zijn kinderen Jack, Barthold jr. en Valerie (juli 1941, Zwitserland, vlak voor vertrek naar Engeland)

Engelandvaart

Toen Nederland in mei 1940 door de Duitsers werd bezet, werkte Barthold bij het Ministerie van Economische Zaken in Den Haag. Zijn vrouw verbleef op dat moment met de kinderen in Zwitserland, waar haar ouders woonden.

Bierens de Haan raakte betrokken bij het vroege verzet. Het is niet helemaal duidelijk bij welke organisatie hij zich had aangesloten. Gezien zijn militaire achtergrond zou dit heel wel de Ordedienst (OD) kunnen zijn geweest, een organisatie van (oud)-beroepsmilitairen en dienstplichtigen, die zich ten doel stelde na de bevrijding in het dan ontstane machtsvacuüm de orde te bewaren. Maar zeker is dit niet.

Later in Londen verklaarde Bierens de Haan dat het hem en andere verzetsmensen hoe langer hoe duidelijker was geworden dat voor het uitvoeren van hun plannen contact met de Nederlandse regering in Londen essentieel was.

Samen met drie andere, toen leidende figuren uit het verzet vormde Bierens de Haan de zogenaamde Commissie van Vier. Dit clubje besloot dat één van hen vieren naar Londen moest gaan. Aangezien Bierens de Haan een vrouw had die in het neutrale Zwitserland woonde, werd hij gezien als de aangewezen persoon om naar Engeland te ontsnappen.

Monique Bierens de Haan wendde voor ‘ernstig ziek te zijn’ en al gauw kwamen er doktersverklaringen vanuit Zwitserland, die dit onderschreven. Op grond hiervan kreeg Bierens de Haan toestemming van de Duitsers om voor 10 dagen naar Zwitserland te gaan om zijn “zieke vrouw” te kunnen bezoeken.

Hij verliet Nederland op 20 juni 1941 en arriveerde op 22 juni zonder problemen in Zwitserland. Daar dook Barthold onder, terwijl de Nederlandse gezant in Bern informatie over hem doorstuurde naar Engeland en zijn papieren regelde voor een doorreis naar Portugal. Iemand die hieraan ongetwijfeld ook met veel plezier heeft meegewerkt, is een zwager van Barthold, Eric Barbey, die medewerker was van de Zwitserse legatie in Londen en regelmatig heen- en weer reisde tussen Londen, Zwitserland en Portugal.

Op 13 augustus 1941 nam Bierens de Haan afscheid van vrouw en kinderen en begon zijn reis naar Engeland. Hij had een diplomatiek paspoort bij zich met de titel “Sécretaire de Légation” en had zijn snor laten staan om wat ouder te lijken dan zijn 31 jaren. Er was hem op het hart gedrukt het paspoort niet uit handen te geven, zodat het nader kon worden onderzocht. Dan zou hij namelijk misschien door de mand vallen.

Vanuit Annemasse lukte het hem een plaatsje te krijgen in een convooi van Duitse joden onder geleide naar Portugal. Bij de Franse grens werden de paspoorten door Duitsers in burger gecontroleerd. Bierens de Haan ging een sigaretje roken met een douanebeambte en hield zich opzettelijk afzijdig. Als laatste werd aan hem geen aandacht meer besteed en werd zijn paspoort zonder verdere Duitse controle afgestempeld.

Per trein ging het vervolgens naar Cerbère en daarna naar Port Bou, bij de grens met Spanje. Hier werden alle paspoorten ingenomen.

Barthold hield zijn diplomatieke paspoort echter stevig vast en wist samen met enkele andere reizigers die ook zo’n paspoort hadden tijdig terecht te komen in de sneltrein naar Barcelona. Na een lange reis kwam hij de volgende dag aan in Madrid. Van hieruit ging hij met de nachttrein naar Portugal.

De diplomaat uit Venezuela met wie Bierens de Haan al enige dagen samen reisde schoot hem te hulp bij de paspoortcontrole, door het paspoort van de Nederlander tussen dat van hemzelf en zijn vrouw te schuiven. Hierdoor werden alle paspoorten voor volledig diplomatiek aangezien en zonder verdere controle afgestempeld.

Terwijl andere Engelandvaarders in Lissabon maanden op verder transport moesten wachten, duurde het verblijf van Bierens de Haan daar slechts twee dagen. Toen kon hij door tussenkomst van de Nederlandse gezant, F.C.A. baron van Pallandt, die hem priority verleende, per vliegtuig vertrekken. Op 20 augustus 1941 arriveerde Barthold Bierens de Haan in Engeland. De hele Engelandvaart had precies 2 maanden in beslag genomen.

Teleurstelling

Het was vanaf het begin van de oorlog gebruikelijk dat personen van buiten, die het Verenigd Koninkrijk binnenkwamen werden verhoord, eerst door de Engelse veiligheidsdienst, daarna door de veiligheidsdienst van de Nederlandse regering in Londen. Dit gebeurde om eventuele Duitse spionnen onder hen te ontmaskeren.

Vreemd genoeg is er van Bierens de Haan niet zo’n verhoor in de archieven te vinden. Wel zijn er handgeschreven aantekeningen, waaruit blijkt dat hij wel degelijk aan de tand is gevoeld. Ook blijkt dat hij uitgebreid heeft bericht over de ondergrondse organisaties, die hem naar Londen hadden afgevaardigd. Dat was immers het doel van zijn kost naar Engeland!

Uitgebreid vertelde Barthold over de Ordedienst (OD) (al werd die groep nog niet met die naam aangeduid), het Legioen Oud-Frontstrijders (LOF) dat na arrestatie van de meeste leden in de OD was opgegaan, de Geuzen (door Barthold gekwalificeerd als slecht en naïef georganiseerd) en de relatief nieuwe, kleine groep Vrij Nederland. Uiteraard heeft Bierens de Haan zeer aangedrongen op de absolute noodzaak van zendcontact met bezet Nederland. In feite was de Nederlandse veiligheidsdienst daar ook van overtuigd.

De groep Contact Holland (bestaande uit Hazelhoff Roelfzema, Tazelaar en Krediet) die in nauw contact stond met koningin Wilhelmina en haar secretaris Van ’t Sant, bereidde op dat moment (najaar 1941) zelfs een raid op de Nederlandse kust voor, waarbij geheim agenten met zenders zouden worden afgezet.i Maar dat was geheime informatie en werd natuurlijk niet gedeeld met Barthold Bierens de Haan. Die had dan ook een enigszins onbevredigd gevoel aan het gesprek overgehouden. Op 22 augustus 1941 schrijft hij in zijn dagboek:

‘Ik heb het idee dat men de zaak van onze organisaties maar half aux serieux neemt. Ik heb gesmeekt contact te mogen maken. In Holland hangt ’t er alleen en uitsluitend vanaf contact te hebben met Engeland [….]’

Ruim een week later was Bartholds onvrede met de ambtelijke traagheid en bureaucratie in Londen, die volgens hem elke initiatief in Londen om zeep hielp, zódanig gestegen, dat hij zich afvroeg of hij er wel juist aan had gedaan om naar Engeland te komen:

‘Telkens moet ik mij weer afvragen: wat doe je hier eigenlijk? Had ik niet veel beter in het vaderland kunnen blijven, waar gevochten wordt. Een afschuwelijk gevoel bekruipt mij. Een gevoel van mijn vrienden van de organisatie te hebben verraden en in de steek gelaten.

Deze gevoelens zetten Bierens de Haan ertoe aan een ingezonden brief te sturen naar het in Londen verschijnende weekblad Vrij Nederland. Het werd een brief “op poten” die op 6 september 1941 werd gepubliceerd onder de kop “Een manende stem van een uit het vaderland gevluchte”.

In een inleidend woord schreef de redactie dat er onder de uit Nederland overgekomenen een ‘eigenaardige stemming’ heerst. Gloeiende gevoelens, zo staat er, hebben hen doen besluiten om een gevaarlijke reis naar Engeland te maken. En dan is er in Londen veel wat hen teleurstelt. Daarom had men besloten de brief te plaatsen. De mannen die hun leven voor de goede zaak riskeerden, hadden daar recht op.

Barthold begint zijn brief met een beschrijving van het saamhorigheidsgevoel ‘dat ons volk de kracht geeft om alles te trotseren’ en dat hen ook helpt om het kleinzielig verleden van zich op de tenen getrapt of zich gepasseerd voelen achter zich te laten. Is dat in Londen ook zo? Het antwoord is duidelijk: nee.

Hij hekelt de slappe houding van sommigen in de Nederlandse gemeenschap in Londen, de vooroorlogse indolentie, de funeste neiging om altijd maar weer verontschuldigingen te vinden voor Duitse misdaden.

Wat het volk in Holland node mist, zo betoogt hij

‘[ …] is een uitstralende kracht vanuit Londen, die ons bewijst dat er wat meer gebeurt dan alleen de algemeen huishoudelijke zaken. Hoe komt het dat bij zoo velen die hun leven in de waagschaal leggen om naar Engeland te komen, na eenigen tijd de dag wordt verwenscht dat zij naar Engeland zijn gekomen? Waarom voelen die jongens zich in hun enthousiasme verraden? [….] Hoe is het mogelijk dat Hollandse vlieg-officieren, die hier zijn aangekomen, na 5 weken wachten radeloos rondloopen zonder dat men hun een passende werkkring heeft kunnen aanbieden?’

De kritiek vervat in dit artikel werd Bierens de Haan niet in dank afgenomen. Vooral in ambtenarenkringen vond men dat hij de vuile was had buiten gehangen. Maar zelf was hij er tevreden over. Zeker toen hij op 15 september 1941 bij koningin Wilhelmina op de koffie werd uitgenodigd en ontdekte dat de majesteit over haar regering hetzelfde dacht als hij. De avond van die dag schreef Bierens de Haan in zijn dagboek:

‘ [….] Zij (de koningin, ad) voelt zoo goed wat er hier gaande is, zij voelt zoo goed de slapheid en zelfzuchtigheid van diegenen die nu op hun stoel zitten en met verlangen uitkijken naar het moment waarop zij voor de geschiedenis behouden zullen blijven als de vrijmakers van het vaderland. Hoe weinig opofferingsgezindheid zit er bij die mannen.’

In die eerste weken schrijft Bierens de Haan regelmatig in zijn dagboek dat hij met vrienden in de kroeg heeft zitten brainstormen en dat ze het erover eens waren dat bij gebrek aan goede, strijdvaardige ministers ‘maar mensen uit bezet Nederland gehaald moesten worden’. Groot was dan ook zijn verbazing toen Barthold op 19 september 1941 bij de secretaris van de koningin, Van ’t Sant, werd ontboden en de vraag kreeg of hij een lijstje zou willen maken van politici die volgens hem zouden moeten overkomen.

‘Mijn eerste gedachte’ schijft Bierens de Haan die avond in zijn dagboek

[.…] gaat uit naar Wiardi Beckman. Vervolgens, wanneer mogelijk, Colijn, ofschoon die al oud is en ten derde de commandant der mariniers Freitag Drabbe. [….] Trip is ook een man van gezag.

Wordt vervolgd.

i: Zie Archief Ministerie van Justitie, Londen. nv. 2.09.06-1468 Brief van hoofd van de CID aan Rabagliati d.d. 23-8-1941.