Barthold Bierens de Haan Dagboek
Je bent hier:

Dagboek Engelandvaarder Barthold Bierens de Haan, deel 3

Door Agnes Dessing, eerdere delen van het dagboek verschenen op 8 april en 14 juni 2024

De British Council was een in 1934 opgerichte organisatie, die onder andere ten doel had de culturele relaties tussen het Verenigd Koninkrijk en andere landen te bevorderen. Het hoorde blijkbaar tot het beleid van de British Council om de diverse, in Londen aanwezige regeringen in ballingschap (behalve Nederland, België, Vrij Frankrijk, Noorwegen, Tsjechoslowakije, Polen etc.) te verzoeken een tentoonstelling in te richten, om zo de kennis van de Britse bevolking over deze landen te vergroten. De Scottish National Gallery was betrokken omdat deze in zijn geheel ter beschikking werd gesteld voor de Nederlandse tentoonstelling.

Bierens de Haan werkte keihard om de tentoonstelling rond te krijgen. Zo leenden rijke Nederlandse industriëlen, zoals Paul Rijkens, voorzitter van de Raad van Bestuur van Unilever, hem schilderijen uit hun eigen collectie. Ook kreeg hij van F.R. Yerbury, Brits fotograaf en kenner van de Nederlandse moderne architectuur, een hele stapel prachtige architectuurfoto’s. Regelmatig moest hij met een medewerker de nachttrein naar Edinburgh nemen, hetgeen hem door zijn baas, Adriaan Pelt, niet in dank werd afgenomen. Ook repte Barthold regelmatig in zijn dagboek van tegenwerking door het overheidsapparaat, o.a. met betrekking tot het vervoer van tentoonstellingsmateriaal naar het verre Noorden. In deze toch al stressvolle periode speelde ook nog een persoonlijke kwestie: de vrouw van Bierens de Haan, Monique, had het plan opgevat om ook naar Engeland te komen. Ze stond in Zwitserland waar zij woonde in nauwe verbinding met Ds Visser ’t Hooft, belangrijk contactman voor het Nederlands verzet. Ook Visser ’t Hooft vond dat Monique nuttig kon zijn in Londen. Bierens de Haan was het daar totaal mee oneens. Hij vond dat Monique een belangrijke taak had binnen haar gezin en dat zij hun kinderen niet alleen moest laten.

Op 10 augustus 1942 werd de Nederlandse tentoonstelling in de Scottish National Gallery onder grote belangstelling geopend. Van Nederlandse zijde waren officieel aanwezig: Prins Bernhard, minister-president Gerbrandy en Generaal Phaff. Bierens de Haan was tevreden over het resultaat, maar schetste nergens in zijn dagboek hoe de tentoonstelling er concreet uitzag. Dat kunnen we misschien afleiden uit een krantenartikel over diezelfde tentoonstelling, die later in Glasgow werd ingericht. Dat artikel vertelt hoe op deze tentoonstelling de strijd van de Nederlanders om de democratie in stand te houden in heden en verleden wordt verbeeld: in bezet Nederland, in de Nederlandse koloniën, in Engeland en Amerika en op zee.

‘Under the auspices of the Netherlands government’, zo gaat de tekst verder

‘[….] the exhibition has been devised by a Dutchman, Mr. B. de Haan, who escaped to this country from Nazi-occupied Amsterdam. Composed of photographic and scenic displays, one section depicts life in the peaceful villages and up-to-date towns in pre-war Holland. The graphic picture of the bombed city of Rotterdam in the wartime-section shatters this pre-war serenity like a warning against complacency. Life in the Dutch East Indies is portrayed in another part of the exhibition. Here can be seen native clothing in batik designs and examples of native art.’

We hebben ook een leuk sfeerverslag van een vooraanstaand lid van de Nederlandse gemeenschap in Londen, de heer O.C.A. van Lidth de Jeude, die op dat moment op de nominatie stond om als Minister van Oorlog tot het 2e kabinet Gerbrandy toe te treden, maar nog net niet beëdigd was. (Dat zou gebeuren op 15 september 1942).

Van Lidth de Jeude was op visvakantie in Schotland en bezocht de Nederlandse tentoonstelling in Edinburg op 31 augustus 1942. In zijn dagboek schreef hij: ‘In Edinburg de Nederlandse tentoonstelling bezocht. Juist op het moment dat de ‘Lord Provost’ een rede hield. Tamelijk veel bezoek. In Schotland zijn de Nederlanders zeer populair. Bij de ommegang kennis gemaakt met den Provoost en diens echtgenote. Consul Van Hamel en Bierens de Haan begroet. De tentoonstelling lijkt mij zeer geslaagd, uiteraard bescheiden van omvang, maar wat er is, is goed. Schilderijen, etsen, teekeningen, meubelen, aardewerk, statistieken, photo’s in een zeer geschikte ruimte, alle ineenloopende kamers’. i

Lezingen

Tussen het organiseren van tentoonstellingen door hield Bierens de Haan ook veel ‘lectures’ over Holland op scholen, universiteiten en in fabrieken. Zo sprak hij bijvoorbeeld op 25 juni 1942 in twee fabrieken in Glasgow: ‘de Singer Works waar nu de nieuwe stengun wordt gemaakt en in een munitiefabriek.’ Ook had hij regelmatig mijnwerkers als publiek. Hij werd overal vriendelijk en met applaus ontvangen en er werd aandachtig geluisterd. Bierens de Haan vond het heel leuk om te doen, maar verbaasde zich wel over het feit dat de toehoorders heel weinig wisten over Nederland en überhaupt heel weinig beseften wat zich op het vasteland afspeelde. Eén van de arbeiders had zelfs opgemerkt: ‘This is the first time we realise what we are figthing for!’ In augustus 1942 volgde een nieuwe lezingen-tour op verzoek van het Ministry of Information, opnieuw in Schotland. Startpunt was de plaats Galashiel, van waaruit andere plaatsen in de buurt werden aangedaan (zoals Stow, Melrose, St. Boswells en Selkirk). De lezingen werden goed bezocht. De slotbijeenkomst was ook weer in Galashiel en daar kwamen maar liefst 1500 mensen op af. Ook de Nederlandse tentoonstelling in Edinburgh, die begin september 1942 werd beëindigd, had veel publiek getrokken: gemiddeld zo’n 1000 mensen per dag. Hierna ging de tentoonstelling zoals gezegd naar Glasgow (oktober 1942), Manchester (november 1942), Hull (december 1942) en Sheffield (februari 1943). De medewerking van de Nederlandse autoriteiten bleef wat zuinig. De tentoonstelling in Hull zou geopend worden door Minister Bolkestein, maar die was op het laatste moment door ziekte verhinderd. Uiteindelijk heeft Bierens de Haan de tentoonstelling toen zelf maar geopend, iets wat zijn RVD-baas Pelt uit alle macht probeerde te verhinderen. Hoe hij dat probeerde wordt niet nader gepreciseerd!

Monique Bierens de Haan-Barbey

Intussen was de vrouw van Bierens de Haan op 22 oktober in Engeland gearriveerd. Zij was min of meer op dezelfde manier als haar echtgenoot via Zwitserland ontsnapt, met hulp van de Zwitserse legatie in Londen, waar haar broer Eric Barbey werkzaam was. Haar drie kinderen had ze achtergelaten bij haar moeder in Zwitserland. Dit alles tot groot ongenoegen van Bierens de Haan, die in zijn dagboek geen woord repte over de aankomst van zijn vrouw. Op 30 oktober werd Barthold Bierens de Haan door koningin Wilhelmina onderscheiden met het Kruis van Verdienste, een beloning die de meeste Engelandvaarders kregen vanwege hun gevaarlijke tocht naar Engeland. Ook aan deze toch voor hem persoonlijk bijzondere gebeurtenis heeft Barthold geen enkel woord besteed in zijn dagboek. Maar Monique vermeldde het wel in haar Franstalige dagboek, dat heel veel later, in 2013 onder de titel ‘Il n’y a qu’une façon d’aimer’ door haar zoon Barthold Bierens de Haan (geboren 1940) zou worden bezorgd en gepubliceerd. Monique meldt over die 30ste oktober 1942 dat Barthold en zij na afloop van de decoratie-plechtigheid naar Oranjehaven gingen, dat daar ook la reine Wilhelmine aanwezig was, die haar (Monique) vragen stelde over haar tocht naar Engeland en over haar kinderen. Uit de publicatie van Monique’s dagboek blijkt dat er nog een andere reden was voor haar gang naar Londen: Bierens de Haan had een korte buitenechtelijke relatie aangeknoopt met een dame in Londen, die in het dagboek figureert onder de naam Sheila. Dit was voor de (nogal dominante) moeder van Monique en haar broer Eric reden om haast te zetten achter Monique’s vertrek naar Londen, om zo het huwelijk tussen Monique en Barthold te redden.ii Of Monique zelf ook weet had van de ontrouw van haar echtgenoot is niet helemaal duidelijk. In wat Bierens de Haan de laatste maanden van 1942 in zijn dagboek schrijft domineert somberheid over de ‘beroerde boel in Holland’ en onvrede over de mentaliteit van de Nederlandse regering in Londen, kernachtig samengevat met de woorden ‘doofpot, domper en gekonkel’. Ook wordt nu voor het eerst Monique genoemd in het dagboek. Bierens de Haan erkent dat ze allebei ‘kribbig’ zijn, dat ze weer moeten leren samenleven en elkaar weer moeten leren respecteren:

‘[….] Laten we elkaar accepteren zoals we zijn. En vooral niet door eeuwig vitten elkaar het leven zuur maken…’

1943

Het nieuwe jaar 1943 bracht niet de zo vurig gewenste vrede, maar het was wel het jaar waarin de krijgskansen eindelijk keerden. Allereerst was daar de geallieerde overwinning in Noord-Afrika in januari 1943 (Slag om Tripoli). Diezelfde maand dolf het Duitse leger het onderspit in de Slag om Stalingrad en hield het Rode leger nog steeds stand bij het beleg van Leningrad. De optimistische toon van Radio Oranje stoelde nu dus meer op realiteit. De fusie tussen Radio Oranje en de Brandaris was eind 1942 tot stand gekomen en leverde in de loop van het jaar een hogere kwaliteit uitzendingen op. Bierens de Haan werkte nog steeds bij de RVD maar was niet meer betrokken bij het radiowerk. Hij hield zich voornamelijk bezig met het inrichten van tentoonstellingen en het houden van lezingen. Dit deed hij min of meer zelfstandig, zonder nog te rekenen op medewerking van zijn leidinggevenden bij de RVD, Adriaan Pelt en de schrijver Herman de Man. Op 22 februari 1943 werd in de Graves Art Gallery in Sheffield een Nederlandse tentoonstelling geopend door Generaal Van Oorschot. Op 10 april gevolgd door een tentoonstelling in Leeds. Bij deze laatste tentoonstelling was tot op het laatst onbekend wie de opening zou verrichten, tot uiteindelijk Van de Broek, minister van Financiën tegen zijn zin opdracht kreeg dit te doen. Bierens de Haan schreef met enige ironie in zijn dagboek, dat Van de Broek ‘…als een poppenkindje behandeld werd om hem maar vriendelijk te stemmen.’ Ondertussen was Bierens de Haan druk bezig met de voorbereiding van een tentoonstelling in het Noord-Ierse Belfast. Deze expositie zou geopend worden door minister-president Gerbrandy, maar die was verhinderd in verband met een voorgenomen reis naar de VS. In zijn plaats zou Minister van Oorlog, Van Lidth de Jeude de opening verrichten. Dus moest het programma rond de opening aangepast worden aan ‘de waardigheid van een minister van Oorlog.’ Op 16 april 1943 bezocht Bierens de Haan General Hill en General Franklin, resp. Commander in Chief van de Amerikaanse troepen en Commander in Chief van de Britse troepen in Noord-Ierland. Dit ter voorbereiding van een bezoek van de officiële Nederlandse delegatie rond de opening van de tentoonstelling. Het leidde bij Bierens de Haan tot zorgelijke bespiegelingen over hoe zeer Europa afhankelijk van Amerika was geworden. Hij beschreef in zijn dagboek hoe een Amerikaanse officier tegen hem had gezegd: ‘ We will win this war for you, but don’t think we do it for nothing’ Bierens de Haan vreesde het Amerikaanse economisch imperialisme:

‘… Wat nu als de legers terugkomen? Het land (Amerika, ad) staat vol met fabrieken waarvoor men geen werk heeft. Amerika heeft al het afzetgebied van de wereld nodig. […] Wij moeten dank je wel zeggen. Lease en land, Amerikaans leger, Amerikaanse lezingen, Amerikaanse levensmiddelen, verbandmiddelen. Ze zullen ons helpen, filantropen zijn het, maar voor hun eigen belang […]’

i Londense dagboeken van jhr. Ir. O.C.A. van Lidth de Jeude 1940-1945, Bezorgd door A.E. Kersten en Eric Th Mos, 2001, p. 789.

ii M. BARBEY & B. BIERENS DE HAAN, Il n’y a qu’un façon d’aimer. Paris, 2013, , p. 30.

Bierens de Haan met premier Gerbrandy - augustus 1942
Barthold Bierens de Haan Dagboek
Bierens de Haan begroet prins Bernhard tijdens de Nederlandse expositie in Edinburgh - augustus 1942