Ida Veldhuyzen-van Zanten
Je bent hier:

Beweegredenen van Engelandvaarders III

Ida Veldhuyzen van Zanten

Door Agnes Dessing

In mijn serie over beweegredenen van Engelandvaarders in de Nieuwsbrief De Schakel heb ik grofweg 5 motieven onderscheiden:

  1. Vaderlandsliefde
  2. Oranjegezindheid
  3. Vrijheidszin
  4. Zucht naar avontuur
  5. Privéproblemen (zoals een echtscheiding, problemen op het werk)

Ook heb ik geprobeerd duidelijk te maken dat motivatie en aanleiding nauw met elkaar verweven waren. Bepaalde maatregelen die de Duitse bezetter nam (vgl de gedwongen  tewerkstelling van Nederlanders in Duitsland, de Arbeitseinsatz, de loyaliteitsverklaring die studenten in 1943 moesten tekenen of de deportatie van joodse Nederlanders die in 1942 begon) gaven een duidelijke groei in het aantal Engelandvaarders te zien. Met andere woorden: dit waren pushfactoren, negatieve omstandigheden die mensen met vage Engelandvaardersplannen deden besluiten om daadwerkelijk te vertrekken.

In deze derde aflevering wil ik het hebben over de motivatie van een speciale groep: de vrouwelijke Engelandvaarders. Die waren enorm in de minderheid. Van mijn onderzoeksgroep destijds van 1706 Engelandvaarders waren er slechts 48 van het vrouwelijk geslacht, ofwel 2,8 %. Waarom? Vonden vrouwen de overtocht naar Engeland te gevaarlijk? Waren zij überhaupt minder bereid tot het plegen van verzet?

Lidi Keg

Uit onderzoek naar de rol van de vrouw in het verzet is gebleken dat dat laatste nog maar zeer de vraag is. Wel hadden vrouwen een voorkeur voor de zogenaamde “verzorgende kant” van het verzet, werken als koerierster of hulpverlening aan onderduikers. 

Een andere, mogelijke verklaring voor het geringe aantal vrouwelijke Engelandvaarders is dat niet-joodse vrouwen minder redenen hadden het land te verlaten. De Duitse maatregelen rond de Arbeitseinsatz en die met betrekking tot studenten en militairen golden nl niet voor vrouwen. Verder betekende het feit dat zoveel mannen in Duitsland moesten werken, dat het aan de vrouwen c.q. moeders was om hun gezin draaiende te houden, dat op zich al beschouwd werd als “werk voor de goede zaak”. Tenslotte zou het kunnen dat vrouwen in Engeland geen rol voor zichzelf zagen weggelegd, omdat Nederland geen dienstplicht voor vrouwen kende.

Je zou dus denken dat het merendeel van de 48 vrouwelijke Engelandvaarders  uit mijn onderzoek jong, ongehuwd en kinderloos was. De kwalificatie “jong” klopte wel, maar meer dan de helft van hen was getrouwd of verloofd. Velen waren met hun man meegekomen. Veertien dames waren ongehuwd en 2 gescheiden. De meeste vrouwen waren inderdaad kinderloos. 35% van de vrouwen was van joodse origine, hetgeen de hypothese bevestigt dat niet-joodse vrouwen minder redenen hadden om het land te verlaten.

Bij de gehuwde vrouwelijke Engelandvaarders, die hun man waren gevolgd, werd bij aankomst niet eens naar hun beweegredenen  gevraagd. Er werd in hun verhoor slechts verwezen naar dat van hun echtgenoot. Bij de ongehuwde vrouwen kwam het wel aan bod. Dan vallen twee dingen op: nl. dat bij de motivatie van de vrouwen alleen vaderlandsliefde en oranjegezindheid speelde. De nummers 3, 4 en 5 uit bovenstaand rijtje (vrijheidszin, zucht naar avontuur en privé problemen)werden althans niet genoemd. Verder blijkt dat veel dames een nogal militair getinte motivatie hadden: ze wilden net als de mannen vechten voor de bevrijding van Nederland. Zo vertelde Lidy Keg (1920-2002) tijdens haar verhoor dat ze op Radio Oranje een oproep had gehoord aan jonge mannen om naar Engeland te komen:

‘Ik dacht toen(1.) : als ik en jongen was zou ik dat doen. Ik heb kind noch kraai. Ik wil mij inzetten voor de oorlog […] Ik wil iets doen om ons land van het Duitse juk te bevrijden.

Engelandvaarder Ida Veldhuyzen van Zanten (1911-2000) wist ook al hoe zij de vijand te lijf wilde: ze wilde pilote worden. Al voor de oorlog had zij een vliegbrevet gehaald en was zij als stewardess werkzaam bij de KLM.

Maar er bestond geen Nederlandse dienstplicht voor vrouwen, dus kwamen de vrouwelijke Engelandvaarders in allerlei administratieve banen op diverse ministeries terecht van de Nederlandse regering in ballingschap. Zo werkte Englandvaarder en verzetsvrouw Ellis Brandon, die naar Engeland was ontsnapt omdat de Gestapo haar op het spoor was, op het ministerie van Binnenlandse Zaken, waar ze de weinig opwindende taak had alle geboortes, huwelijken en overlijdens van Nederlanders in Engeland in grote boeken op te schrijven(2.).

Gelukkig voor Ellis kwam het eind 1943 op initiatief van Minister van Oorlog van Lidth de Jeude tot de oprichting van een Vrouwen Hulp Korps (VHK), waar Ellis Brandon en vele andere vrouwelijke Engelandvaarders zich bij aansloten. Eind 1944 werden zij daadwerkelijk ingezet: zij staken over naar het bevrijde zuiden van Nederland, om humanitaire hulp te verlenen en het Rode Kruis te assisteren

1. A. Dessing, Tulpen voor Wilhelmina: de geschiedenis van de Engelandvaarders Amsterdam, 2004, p54

2. NRC.nl Verzetsoma