“De bloemetjes kwamen nooit aan”
door Jos Teunissen
Staande op een duin en turend over de Noordzee verbond de schrijver Martin Hendriksma zich met het lot van de vermiste Engelandvaarders Ernst Moltzer, Dick van der Flier en Kees Kolff. Het resultaat is verbluffend.
Hendriksma neemt ons mee op een speurtocht die je af en toe de adem beneemt. De ontknoping is bijna ongelooflijk: hoe kan het dat op de 750.000 vierkante kilometer tellende Noordzeebodem in het voorjaar van 2003 nou net de kaak van Ernst Moltzer aan een vissersnet bleef haken! Terecht kreeg zijn onlangs gepresenteerde boek ‘Het geheim van Bols‘ alleen al vanwege dit spectaculaire feit veel aandacht van de media.
Het boek beschrijft de Werdegang van het jeneverconcern Bols vanuit de vraag of het bedrijf tijdens de Duitse bezetting van Nederland ‘fout’ was. Met het Duitse leger en de Waffen-SS als belangrijkste klanten en de uitstekende zaken die Bols deed met en in nazi-Duitsland lijkt dat er wel op. Hendriksma heft hierover gelukkig niet het morele vingertje, maar laat het bij bespiegelingen van derden.
Ja, de omzet van Bols verzesvoudigde tijdens de oorlog, de Bols-directie schreef ‘minnelijke briefjes’ aan de bezetter waardoor in Duitsland extra orders konden worden losgepeuterd en er waren meer activiteiten waarop je het predicaat ‘bedenkelijk’ kunt plakken. Maar rechters, magistraten en officieren van justitie kwamen er tijdens de Bijzondere Rechtspleging na de oorlog niet uit. De ‘rivieren aan jenever’ die Bols aan de Duitsers leverde, zullen op de prestaties van de Wehmacht eerder een negatief dan een positief effect hebben gehad.
Bovendien viel aan leveranties aan de bezetter simpelweg niet te ontkomen. Weigering of stopzetting van de productie zou niet het stil leggen van het bedrijf hebben betekend, want de Duitsers zouden ongetwijfeld de productie hebben voortgezet als een geheel Duits bedrijf, dat uitsluitend voor de vijand zou hebben gewerkt. Daarmee zouden het eeuwenoude familiebedrijf en de geheime receptuur uit handen zijn gegeven. Ook heeft de directie bij herhaling geprotesteerd tegen het onderbrengen van alle Duitse orders bij Bols en gedeeltelijke doorgeleiding van Duitse opdrachten naar collega-bedrijven bepleit.
Het oordeel van de rechters over Bernard Carp (een aangetrouwde neef van Ernst Moltzer en samen met hem en diens oom Chris de directie van Bols vormend) is echter hard. Bernard richtte met zijn broer Joop de Dietsche Handel Maatschappij op om de handel met de Duitse bezetter te vergemakkelijken. ‘Terwijl het Nederlandse volk op afschuwelijke wijze onder het nietsontziende Duitse juk gebukt ging’, aldus het vonnis, heeft Bernard Carp ‘gedurende een groot deel van de afgelopen bezettingstijd zich in belangrijke mate verrijkt, juist door het feit van die bezetting’.
Ook Joop wordt om die reden geïnterneerd. De vier jaar gevangenis die het Bijzonder Gerechtshof in oktober 1948 eist, wordt uiteindelijk afgezwakt tot drie. Bernard moet ook een boete van vijftigduizend gulden betalen en mag tien jaar lang geen directeur zijn van een drankbedrijf. Na enkele jaren konden de broers ‘terugkeren naar hun villa’s met kastanjebomen, zwembad en tennisbaan.’ De Zuiveringsraad is de enige instantie die een jaar na de oorlog nog maalt om het oorlogsverleden van Bols. Jan Moltzer, de vader van Ernst, trad toe tot de nieuwe directie.
In de loop van 1946 kwam alweer ‘een stortvloed van orders’ bij Bols binnen, waarvoor de Nederlandse regering ‘graag grondstoffen ter beschikking stelt, aangezien dit voor haar een welkome aanwinst van buitenlandse deviezen betekent’.
Ernst Moltzer zag al kort na de bezetting de snel stijgende omzet van Bols met lede ogen aan. In de jaren dertig voelde hij nog enige sympathie voor Adolf Hitler, maar in 1940 waren hem allang de schellen van de ogen gevallen.
Hij vindt dat op vrijwillige basis geen extra jenever moet worden geleverd aan de Duitse bezetter. Bols-commissionairs die op het kantoor aan de Rozengracht Wehrmacht-bestellingen komen plaatsen krijgen van hem op hun donder. Het leidt tot wrijving met zijn directiegenoten oom Chris en Bernard Carp.
Met name Carp vindt de anti-Duitse houding van Ernst onhoudbaar. Door de aanwezigheid van een Duitse Verwalter bij Bols dreigen er represailles van de Duitsers of wellicht zelfs een tijdelijke bedrijfssluiting.
In december 1940 kegelen de Duitsers hem uit de directie van het Bols-filiaal in Emmerich. Oom Chris en Bernard Carp zetten hem op wachtgeld: de helft van zijn salaris plus elke maand twee flessen jenever.
Ernst – volgens Hendriksma een Draufgänger- voelt het als een nederlaag. Hij trekt zich terug in de villa aan de Anton Mauvelaan 6 in Heemstede, waar zijn echtgenote, de tien jaar jongere Oostenrijkse gravin Traut Sarnthein, een moeizame zwangerschap doormaakt.
In het voorjaar en de zomer van ’41 neemt hij deel aan zeilwedstrijden bij een zeilvereniging in Aalsmeer en op 28 mei is zijn dochter Maya geboren, maar dat voorkomt niet dat hij depressief is. Zijn huwelijk met Traut is geen succes en het ontbreekt hem in het bezette Nederland aan perspectief. In de 15 jaar oudere Dick van der Flier vindt hij iemand die ook naar Engeland wil. Van der Flier ziet de 31-jarige Ernst als ‘een man met wie je in het donker gerust de Noordzee kunt oversteken’, aldus Hendriksma.
De eind-twintiger Kees Kolff, bankier en tijdens de inval van het Duitse leger actief als militair, sluit zich bij hen aan. Eind augustus ’41 zijn ze klaar voor vertrek. Bij de Koninklijke De Vries Scheepsbouw in Aalsmeer koopt Ernst een ‘Spaarnejol’. Ze geven het bootje de naam ‘Ozo’ (Oranje Zal Overwinnen).
Dick en Ernst huren een vakantiehuis in Noordwijk aan Zee. Om niet op te vallen komen ook Traut, dochtertje Maya en de echtgenote van Dick over. Alles moet de indruk wekken van een gezellige familievakantie aan de kust. Kees verblijft met zijn gezin in een hotel. De auteur toont kiekjes uit het familiealbum waarop de mannen onderuitgezakt in hun rieten strandstoelen zitten, sigaret in een mondhoek. Of ze flaneren schijnbaar onbezorgd in hun zwembroek over het strand en, met de kinderwagen, over de Noordwijkse boulevard, intussen de patronen in het wachtlopen van Duitse patrouilles bestuderend. De Ozo ligt verderop in een garage, met de benzine en het voedsel voor een paar dagen op zee.
Eind oktober willen ze vertrekken, maar er zijn te veel Duitse soldaten in de buurt. Ernst Moltzer duikt onder, vermoedelijk in de villa ‘Stormhoek’ aan de Zandvoortse boulevard, die door familie van Traut wordt bewoond. De Ozo blijft in de garage. Een volgende vluchtpoging, nu vanuit de duinen ergens bij Bloemendaal aan Zee, wordt tijdig gestaakt; er zijn aanwijzingen dat de Duitsers de drie mannen op het spoor zijn. Ze moeten nu zo snel mogelijk de Noordzee over.
Op 14 november moet het ’s avonds gebeuren. ’s Ochtends stuurt Ernst vrouw en kind terug naar Heemstede. De boot moet naar de vluchtplek worden gereden; de kansen op arrestatie nemen toe. De temperatuur komt die dag nauwelijks boven nul. De omstandigheden lijken perfect: matige oostenwind, kalme zee, veel wolken. Samen zetten ze de Ozo op de kar. Iets na tienen beginnen de drie mannen begeleid door Hopman aan hun tocht door het duin. Het is anderhalve kilometer, van Egmond-Binnen via de Oude Schulpweg naar de zee. Drie steile hellingen en dan is er het afsluitende duin met de zeereep. Rond elf uur drijft de Ozo weg op de eerste golf. Urenlang staart Engel Hopman vanaf zijn duintop over het water. Er is niets dat dat hem verontrust: geen Duitser te bekennen, nieuwe golven rollen het strand op. Verder is het stil.
Ernst heeft Traut moeten beloven een bericht te sturen zodra hij in Londen is gearriveerd en dat nog dezelfde avond Radio Oranje de boodschap zal verspreiden dat ‘de bloemetjes goed zijn aangekomen’. Maar er komt geen bericht uit Londen. Ook na twee weken is er nog steeds geen nieuws. Het besef begint te dagen dat ze de mannen nooit meer zullen zien.
Voor een verklaring voor de mislukking ging Hendriksma te rade bij ervaren zeezeilers. Zij komen unaniem tot deze conclusie: de Ozo was totaal ongeschikt om ermee de zee op te gaan, ook al had Ernst Moltzer er verbeteringen op aangebracht. De jol is gebouwd voor tochtjes op de Westeinderplassen, niet voor ruig water, en berekend op één persoon. Door het gewicht van de drie mannen en een hoeveelheid benzine lag de Ozo te diep in het water. Bij een stevige golf zou het zeewater de boot in stromen. De mannen hadden geen schijn van kans.
Zestig jaar lang zwerven de overblijfselen van Ernst, Dick en Kees door de Noordzee. Tot op donderdag 24 april 2003 de Texelse viskotter tx45 zijn netten uitgooit op ongeveer vijf kilometer voor de kust bij Petten. Als de tx45 de netten ophaalt, ligt er nog iets anders dan vis in: een bot. Dat gebeurt wel vaker op de Noordzee. Door het gebruik van sleepnetten wordt de zeebodem omgewoeld. Daardoor komen botten vrij te liggen, soms zeer oude. Veel collega-vissers gooien de botten vrijwel ongezien overboord, terug de zee in; dat scheelt administratie. Maar dit is niet zomaar een botje, ziet de bemanning van viskotter tx45; dit is de onderkaak van een mens. De kaak wordt afgeleverd bij de maritieme politie, respectievelijk bij het Nederlands Forensisch Instituut voor dna-onderzoek.
Begin 2009 wordt de ‘Pettense kaak’ opgenomen in de Databank Vermiste Personen. Veertien jaar lang blijft een match uit, maar begin 2023 wordt medewerker Ger Sperling geraakt door het verhaal dat Hendriksma hem over de drie in 1941 op zee vermiste mannen vertelt.
Op zoek naar een match neemt hij dna-materiaal af bij hun families, die volledig meewerken. En warempel: de kaak blijkt te behoren tot de resten van Ernst Moltzer! Op 17 februari j.l. is het bot begraven op het Nationaal Ereveld in Loenen.
Uit onderzoek door Museum Engelandvaarders blijkt dat het aantal op de Noordzee vermiste Engelandvaarders opwaarts moet worden bijgesteld. Vondsten zoals de kaak van Moltzer maken het beeld van de ontsnapping van Nederlanders vanaf de kust naar de vrije wereld completer.
Martin Hendriksma: Het geheim van Bols – Hoe de oorlog een familiebedrijf verscheurt. Uitgave De Geus, 352 pagina’s. € 24,99. Het boek is te koop in het museum.
Op donderdag 6 juni geeft Hendriksma in het museum een lezing over zijn onderzoek. Aanvang: 19.30 uur. Binnenkort volgt meer informatie op de website en in de nieuwsbrief. Nog niet ingeschreven?