Jan Bakker naast Soekarno.
Door Maurits Huijbrechtse
De oplettende televisiekijker zal het misschien zelf niet zien, maar de Engelandvaarders lopen als een rode draad door mijn mediadieet en mijn studie. Dat mag als onderzoeker van het museum natuurlijk geen opzien baren maar toch. Zomaar wat voorbeelden van de TV van de afgelopen weken.
In het drieluik “Hoog spel in de Oost” over het einde van de Nederlandse aanwezigheid in West-Papua/Irian gaat de tweede aflevering voor een deel over de Engelandvaarder en meesterspion Jan Bakker, die het Indonesische aanvalsplan voor de geplande invasie van Nederlands Nieuw Guinea dankzij een hooggeplaatst Indonesisch contact wist te bemachtigen.
Tijdens de eerste uitzending van het RTL 4 programma “De Erfgenaam”, waarin Ruben Nicolai op zoek gaat naar erfgenamen van erfenissen die hun rechtmatige bestemming nooit hebben bereikt omdat de erfgenamen niet konden worden opgespoord, gaat het eerste deel van het programma over een familiefotoalbum van naar blijkt een Amsterdamse familie De Jong met Zeeuwse roots en een binding met de krijgsmacht. Het gaat toevalligerwijs om de foto’s van het ouderlijk gezin van de vader van Engelandvaarder Gijs de Jong – naar hem deed ik eerder onderzoek als onderdeel van mijn bachelorscriptie. De Jong was samen met zijn broer cadet van het Koninklijk Nederlands Indisch Leger aan de Koninklijke Militaire Academie in Breda toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak. Hij kwam al gauw in het verzet terecht dat onder de cadetten ontstond, alvorens hij net als veel van zijn kompanen de wijk nam naar Engeland. Zijn broer werd in mei 1942 krijgsgevangene van de Duitsers.
Verschillende cadetten werden al in 1940 door de Duitsers krijgsgevangen gemaakt, nadat zij hadden geweigerd om de zogenaamde Erewoordverklaring te tekenen. In deze verklaring, die de Duitsers aan al het beroepspersoneel van de Nederlandse Krijgsmacht voorlegde, moest door de militairen worden verklaard dat zij zich niet zouden verzetten tegen Duitsland. Slechts zestig officieren weigerden. De meesten waren officieren van het KNIL. Onder hen was de grootvader van historicus Hans Goedkoop. Goedkoop heeft een televisieserie gemaakt waarin hij de gangen van zijn grootvader Rein van Langen nagaat. Het bekendste krijgsgevangenenkamp, waar een groot deel van de Nederlandse weigeraars terechtkwam, was het Slot Colditz. Het lukte een paar van de cadetten om uit dit kasteel te ontsnappen en Engeland te bereiken. Ook Van Langen probeerde uit Duitsland te ontsnappen, maar werd vlakbij de Nederlandse grens gepakt.
De Academie in Breda is een rode draad binnen mijn interesse in Nederland in de Tweede Wereldoorlog. Mijn masterscriptie gaat bijvoorbeeld over de moreel complexe geschiedenis van KNIL-militair en verzetsman Jan Baptist Vermeulen. Deze onderofficier gaf toen de oorlog uitbrak onderricht aan de cadetten. Hij was net als velen van hen snel betrokken bij verzetswerk. Tijdens dit werk werkte hij veelvuldig samen met de latere Engelandvaarder Jan Marginus Somer (Somer werd in Engeland weer de leidinggevende van Gijs de Jong bij Bureau Inlichtingen). Sterker nog, Vermeulen was de man die het werk van Somer overnam na diens vertrek in 1942.
Dit is niet de enige connectie met de Engelandvaarders, een van de naaste medewerkers van Vermeulen was Willem Jan ‘Rudi’ Schreinemacher, die na zijn gang naar Zweden ontkwam naar Engeland om uiteindelijk als geheim agent van Bureau Inlichtingen terug te keren naar Nederland.
Ook Vermeulen wilde naar Engeland, zo graag zelfs dat hij dankzij verrader Anton van der Waals tegen de lamp liep en in Duitse gevangenissen verdween.
Na het einde van de Tweede Wereldoorlog werd Vermeulen uitgezonden naar Indonesië. Hier zou hij dienen onder de veel bekendere en misschien wel beruchte kapitein Westerling in het Depot Speciale Troepen. Het DST moest op Zuid-Sulawesi/Celebes schoon schip maken om de plannen van de hoogste Nederlandse gezagsdragers mogelijk te maken. Vermeulen maakte in het noorden van het eiland nog veel meer slachtoffers dan zijn directe meerdere en toch is hij de grote onbekende in het verhaal over Zuid-Celebes. In mijn scriptie sta ik stil bij de vraag hoe een ‘held’ ‘schurk’ kan worden en schets ik de levensloop van Vermeulen. In deze levensbeschrijving schuift niet alleen Schreinemachers voorbij, maar ook Harry van der Zeep. Die was net als Gijs de Jong cadet op de Academie in Breda voor hij naar geallieerd gebied vertrok.
Alle bovenstaande voorbeelden laten zien hoe de geschiedenis van de Engelandvaarders een rode draad is in de geschiedenis van Nederland tijdens en na de Tweede Wereldoorlog. Ik hoop nog lang dit soort netwerken te mogen ontwarren en ontsluiten, ik geloof namelijk dat zij de stuwende kracht zijn in de geschiedenis.