In het voorjaar van 1941 was Rudi van Daalen Wetters het zat. Hij moest en zou naar Engeland om zich aan te sluiten bij de geallieerden. In zijn goede vriend Jaap van Hamel, een Delftse student, vond hij een geestverwant. De vraag was alleen: hoe? Er waren grofweg drie routes: over de Noordzee, via Zweden of via de zuidelijke route door België, Frankrijk en Spanje. De twee Hagenaars kozen voor de zeeroute. Die was weliswaar het kortst, maar ook het gevaarlijkst.
Dat begon al vóór de afvaart. Hoe konden zij immers zonder in het oog te springen aan een bootje komen? Aan een buitenboordmotor? En aan brandstof? En hoe konden zij ongezien met het vaartuig aan de kust komen? Al in de zomer van 1940 hadden de Duitsers namelijk het zeilen op zee verboden. Ook mochten zich geen vaartuigen meer kort achter de kustlijn bevinden en werden grote delen van West-Nederland tot ‘Sperrgebiet’ verklaard. Eigenlijk alleen de Noordzeekust van Zuid- en Noord-Holland was nog een tijdje vrij toegankelijk.
De Duitse restricties leidden er onder meer toe dat in 1941 en 1942 een aantal Engelandvaarders met een vouwkano de oversteek waagde. Hoewel niet zeewaardig, bood het gebruik ervan voordelen. De prijs was relatief laag. Ook was een kano vanwege de geringe afmetingen demonteerbaar en licht in gewicht. Daardoor kon hij relatief eenvoudig worden getransporteerd. De kans om met dergelijke kleine vaartuigjes heelhuids de Noordzee over te steken was echter klein. Stroming, zware golfgang en harde wind konden binnen de kortste keren een einde aan de reis maken. Dat kon ook gebeuren na ontdekking door patrouillerende schepen of vliegtuigen van de Kriegsmarine of de Luftwaffe.
Ook Van Daalen Wetters en Van Hamel waagden het erop met een vouwkano. Ze kochten in Warmond een exemplaar en voorzagen het van een zeiltje. Als afvaartplek kozen ze voor Katwijk. Waarom juist hier? Een van de belangrijkste redenen was ongetwijfeld dat vanaf het Zeehospitium een tunneltje onder de boulevard liep dat reikte tot op het strand. Daardoor was het mogelijk vrijwel ongezien met een kano of bootje de branding te bereiken. Begin februari 1941 waagden Johannes Kerkhoff en Aad Oosters als eersten een poging via het tunneltje. Die mislukte. Beiden moesten dit met de verdrinkingsdood bekopen.
De tweede poging, medio april, mislukte eveneens. Maar de twee opvarenden, Pim van Doorn en Tolo Makowski, een Poolse diplomaat, konden in een zware storm nog net worden gered door een Katwijkse logger.
Medio juni leken de omstandigheden ideaal om het erop te wagen. Er was weinig maanlicht, een oostenwind en een kalme zee. In de avond van 19 juni brachten Rudi en Jaap de kano en de buitenboordmotor per bakfiets naar het zeehostunneltje. De volgende avond keerden zij terug en zetten de kano in elkaar. ‘Toen was het wachten tot de Duitse patrouille op de weg boven ons voorbij was’, vertelde Van Daalen Wetters. Daarna openden ze de deur en slopen het strand op. Om half drie ’s nachts duwden ze de kano het water in.
Aanvankelijk durfden ze alleen het zeiltje op te zetten, vanwege het fluorescerende schijnsel dat het peddelen door het water opleverde. Eenmaal buiten gehoorafstand probeerden ze de motor te starten: tevergeefs. Na lang proberen zat er niets anders op dan het apparaat overboord te zetten. De eerste
Zeehostunneltje
Jaap van Hamel
Rudi van Daalen Wetters12
dag profiteerden de twee nog van een oostenwind. De tweede dag draaide de wind echter naar het westen en zat er niets anders op dan met de zwaarbeladen kano te laveren. De volgende drie dagen kregen de twee Nederlanders te maken met vrijwel windstil weer. De twee mannen waren nu op peddelen aangewezen. De uitzichtloze situatie, een gebrek aan drinkwater en een dodelijke vermoeidheid speelde vooral Van Hamel parten. Van Daalen Wetters vertelde daarover in 1997: ‘Steeds beweerde hij de Engelse kust te zien, wat helaas niet waar was. Zelf dacht ik dat we Engeland voorbij waren en nu naar het Statue of Liberty van New York moesten uitzien.’
In de ochtend van 25 juni gloorde hoop. Terwijl Van Daalen Wetters en Van Hamel uitgeput in hun kano hingen, landde een bromvlieg op de mast. Dat kon maar één ding betekenen: er was land in de buurt. Toen korte tijd later ook enkele nieuwsgierige meeuwen een kijkje kwamen nemen, wisten de twee Nederlanders dat redding nabij was. Enkele uren later viste een Australische torpedobootjager hen uit zee op, zo’n 30 kilometer uit de Britse kust. Van Daalen Wetters en Van Hamel werden allebei jachtvlieger in de RAF. Van Hamel kwam in het voorjaar van 1944 om het leven bij een ongeval. Van Daalen Wetters overleefde de oorlog.
Ten minste elf pogingen zijn vanaf het strand van Katwijk ondernomen, waarbij vermoedelijk 33 jonge mannen betrokken zijn geweest. Slechts 8 van hen haalden de overkant. En maar 3 van hen overleefden de oorlog. Het verhaal van de Katwijkse Engelandvaarders is het verhaal van vastberadenheid, ongekende durf, vaderlandsliefde en opofferingsgezindheid. Vrijheid is een groot goed. Het monument voor de Engelandvaarders in Katwijk draagt bij aan de bewustwording hiervan, elke dag weer.
Erwin van Loo sprak deze tekst op 8 juni uit bij het monument voor de Engelandvaarders in Katwijk.
‘Herinneren legt ons verplichting op’
‘De verhalen achter dit monument geven ons een beeld van de enorme risico’s die Engelandvaarders namen en hoe het velen moet zijn vergaan van wie nooit meer iets is vernomen. Zij riskeerden hun leven, in het besef dat het verlies van vrijheid het ergste is wat een mens kan overkomen.’ Aldus luitenant-kolonel Richard Badoux tijdens de herdenking op 9 juni j.l. bij het monument voor de Engelandvaarders op de boulevard van Katwijk, dat vijf jaar geleden werd opgericht.
De herinnering aan mensen die tegen de Duitse dictatuur in verzet kwamen behoort tot ons nationale erfgoed, aldus Badoux. ‘Dit erfgoed legt ons de verplichting op ons voor vrijheid te blijven inzetten, zelfs als daarbij een persoonlijk offer wordt gevraagd. Want ook vandaag zijn bedreigingen tegen onze vrijheid zichtbaar. Bedreigingen van binnenuit door onverschilligheid over de verworvenheden die onze vrijheid kenmerken. En bedreigingen van buitenaf in een wereld die steeds onrustiger wordt. Wij kunnen en mogen nooit accepteren dat mensen die dergelijke offers hebben gebracht, vaak zelfs het allerhoogste offer, worden vergeten.’
Eén van de Engelandvaarders die vanuit Katwijk een poging deden naar Engeland te ontkomen was de Poolse diplomaat Saryusz (‘Tolo’) Makowski. Zijn zoon George vertelde over de lotgevallen van zijn vader, die zich tijdens de inval van het Duitse leger als vice-consul van Polen in Nederland bevond. Toen ook Nederland onder de voet was gelopen, besloot hij naar Engeland uit te wijken. In de nacht van 18 op 19 april 1941 ging hij samen met Pim van Doorn in een opvouwbare kano de zee op richting Engeland. De mannen hadden de kano verstopt in het tunneltje dat van het Zeehospitium onder de boulevard naar het strand liep. De tocht mislukte doordat een storm opstak, ze werden gered door de Katwijkse vissersboot ‘Sakina’. Van Doorn werd bij een nieuwe poging in Frankrijk gearresteerd en ter dood veroordeeld; Tolo belandde uiteindelijk via Frankrijk toch in Engeland, waar hij zich voegde bij de geallieerde strijdmacht. ‘Dit monument laat zien dat pech en geluk dichtbij elkaar liggen’, aldus Makowski.
Namens de ambassade van Polen stond plaatsvervangend ambassadeur Pjotr Samerek stil bij de poging van Tolo en Pim. ‘Hopelijk inspireert het voorbijgangers tot verzet tegen bedreigingen van de vrijheid die wij ook in onze tijd ervaren.’