wiardi beckman
Je bent hier:

Filmmateriaal Wiardi Beckman

‘Kind, in Engeland hoop ik veel voor je te kunnen doen’

door Jos Teunissen

Het museum heeft de beschikking gekregen over filmmateriaal van documentairemaker Falco Friedhoff over het leven van Engelandvaarder Herman – ‘Stuuf’ – Wiardi Beckman, in het bijzonder de laatste dagen voor zijn dramatisch verlopen poging naar Engeland te ontkomen. De beelden hebben een historische waarde.

Friedhoff: ‘Ik was zes jaar toen ik mijn vader vroeg wie de ernstig kijkende man was op de foto die prominent op zijn bureau stond. Hij zei: Dat is Stuuf, hij leeft niet meer.’ Daar bleef het bij. Te veel emotie stond een echt antwoord in de weg. Dat maakte op mij een onuitwisbare indruk. Waar kwam die emotie vandaan? Wie was die ‘Stuuf’? Die vragen bleven me achtervolgen en na mijn vaders overlijden begon het zoeken naar een antwoord pas echt.’

Dat moment kwam in 2009. Friedhoff werkte toen als documentairemaker bij onder meer de NOS. Hij spoorde de toen nog in leven zijnde getuigen van de laatste dagen van Wiardi Beckman op en ging hen voor de camera interviewen. Het resultaat is een documentaire over Wiardi Beckman, in het bijzonder diens poging uit bezet Nederland te ontsnappen. Zijn documentaire – Zoeken naar sporen in bevroren zand – werd om een onduidelijke reden nooit door de NOS uitgezonden.

Friedhoff neemt de kijker mee naar de Van Hogenhoucklaan 70 in Den Haag. In dit huis verbleef Stuuf in de winter van 1941-’42 bij zijn zus in afwachting van een code-bericht van Radio Oranje over het moment waarop Erik Hazelhoff Roelfzema hem op het strand van Scheveningen zou komen afhalen. In het huis woonde ook Hannie Wolff, die Beckman tijdens zijn onderduik verzorgde.

In de film haalt ze warme herinneringen op aan de man die een grote naam had in de Nederlandse sociaaldemocratie en min of meer voorbestemd was minister-president van Nederland te worden. ‘Stuuf was een ongelooflijk fijn mens. Een bijzonder mens ook. Als we aten behandelde ik hem als een gast en dan zei hij: ‘Geen combat de générosité alsjeblieft. Dat was echt Stuuf: heel bescheiden. Overdag gebruikte hij mijn kamer, omdat daar een bureau stond en daar zat hij altijd aan te studeren en te schrijven.

Soms logeerden ook Stuufs kinderen in de woning. Zijn dochter Marijke Halbertsma-Beckman: ‘Dan werden matrassen op de vloer gelegd en kwam vader voor ons zingen: het wiegeliedje van Joubert, Schlaffe mijn Prinzschen, schlaffe.’

Als tegen middernacht op Radio Oranje het Wilhelmus niet werd gespeeld maar gezongen, zou Stuuf die nacht in Scheveningen worden opgehaald. Wolff: ‘Dan moest hij onmiddellijk weg. In smoking, want als hij in Scheveningen door Duitsers zou worden aangesproken kon hij vertellen dat hij van een feest kwam. De eerste keren kwam hij echter in de nacht of de volgende ochtend weer terug naar de woning; kletsnat doordat hij vergeefs uren op een piertje had liggen wachten op de boot die hem uit Engeland zou komen halen.’

De zevende keer was op zaterdagavond 17 januari ‘42. Wolff: ‘Het was ontzettend koud. Ik bracht hem weg – ik begrijp nog niet hoe ik dat heb gedurfd, maar ik heb het gedaan – tot aan de Van Alkemadelaan. Hij droeg een ijsmuts, zodat ik eigenlijk alleen zijn ogen zag. Op de hoek namen we afscheid van elkaar. Hij kneep mijn hand bijna fijn en zei: ‘Kind, als ik in Engeland ben, hoop ik veel voor je te kunnen doen.’

Stuuf begaf zich lopend langs de Polizeigefängnis – het ‘Oranjehotel’ – naar de Groningsestraat 24; de woning van marineofficier Johan Scheepmaker was die nacht de uitvalsbasis. De groep bestond naast Wiardi Beckman uit Peter Tazelaar, Gerard Dogger, Parool-redacteur Frans Goedhart, Wim Pasdeloup, Else Kiepe-Comfurius en de politierechercheur Adriën Moonen. De zaak bleek verraden: Wiardi Beckman werd met Goedhart en Pasdeloup nabij de golfbreker gearresteerd; Tazelaar en Dogger wisten te ontkomen door zich in het ijskoude zeewater te verbergen.

In de jaren vijftig woonde het gezin Friedhoff in Scheveningen. Als kind speelde Falco vaak op de golfbreker, zich niet bewust van wat zich er ruim tien jaar eerder heeft afgespeeld. ‘Mijn vader, zelf een ‘geslaagd’ Engelandvaarder, had erg veel moeite met Stuufs arrestatie. Hij had aangeboden Stuuf weg te brengen via een met hulp van Stuuf opgezette vluchtroute naar Zwitserland, maar dat werd niet toegestaan. Dat was een van de grote emoties die mijn vader na de oorlog met zich meedroeg.’

Stuuf werd na een verblijf in het Oranjehotel en de kampen Amersfoort, Vught en Haaren naar het enige nazi-vernietigingskamp in West-Europa gebracht: Natzweiler-Struthof.

In de film vertellen Engelandvaarder Carel Steensma en Arie van Soest over hun ontmoetingen met Wiardi Beckman in Natzweiler. Van Soest werkte er vóór Stuufs komst in de steengroeve, ‘een plek waar je als een beest werd behandeld en uiteindelijk van uitputting bezweek. Op een dag kwam er een nieuwe groep Nederlanders aan, onder wie Wiardi Beckman.

Pim Boellaard kwam naar me toe en zei: jij zit momenteel in de Stubedienst en Wiardi Beckman moet werken in de steengroeve; zou jij met hem willen ruilen? Ik zei: daar vraag je me wat, ik zou dus weer terug moeten naar de steengroeve (Van Soest was er enkele dagen eerder half doodgeslagen – red.). Nadat ik er een dag over had nagedacht heb ik toegestemd, omdat ik dacht: wie ben ìk en Wiardi Beckman is iemand met een naam, een vooraanstaand socialist die welhaast zeker minister-president zou zijn geworden.’

Steensma: ‘Je was er Nacht-und-Nebel-gevangene, dus in de ogen van Duitsers lager dan laag en altijd van alles de klos. Ik leerde er Stuuf kennen als een aardig, diepzinnig en uiterst behulpzaam mens. Hij zag het als zijn taak een helpende hand te bieden in de barak waar de gevangenen verbleven die aan vlektyphus leden. Hij deed dat werk in het besef dat het hem het leven zou kunnen kosten en tegen de smeekbeden in van anderen het niet te doen. Uiteindelijk werd hij ook zelf ziek. Veertien dagen voor de bevrijding overleed hij. In het geheim hebben we een dodenmasker gemaakt.

De door Friedhoff geïnterviewden leven inmiddels niet meer. Hun getuigenissen geven het filmmateriaal een historische waarde en verscherpen het beeld van de geheime operaties op het strand van Scheveningen, in het bijzonder de gebeurtenissen in de nacht waarin Wiardi Beckman werd gearresteerd. Friedhoff is blij dat zijn film een plek krijgt in het museum. ‘Stuuf was een lichtend voorbeeld voor zijn medegevangenen, tot in de dood. Hij zette de beschaving in als tegenwicht tegen de barbarij. Dat was uniek in een situatie waarin zelfbehoud de norm was. Ook in onze tijd is zo’n houding hard nodig in een versplinterde en op het ego gerichte maatschappij.’