Door Maurits Huijbrechtse
Een aantal jaar geleden trof ik Falco Friedhoff toevallig bij het afscheid van de Catalina, het watervliegtuig, dat na jarenlange trouwe dienst vanaf Lelystad Airport vertrok richting de Verenigde Staten. Falco heeft een grote voorliefde voor oude techniek en was de huisfilmer van de stichting die de Catalina in de lucht hield. Door een toeval kwamen we te praten over de oorlogsgeschiedenis van Falco’s vader: Herman Friedhoff. Falco is altijd gefascineerd geweest door de oorlogsgeschiedenis van zijn vader. Als kleine jongen speelde hij soldaatje in de duinen bij Den Haag en Scheveningen tussen de nog verse sporen van de oorlog. Hij spitste altijd de oren als er over de oorlog gesproken werd. Voor een gekostumeerd schoolfeest trok hij het uniform van zijn vader aan en werd prompt op straat aangehouden en naar zijn papieren gevraagd. Veel later hielp hij zijn vader bij het schrijven van een boek over diens oorlogservaringen. In het Engels, want het was bedoeld om de Engelsen die geen besef hebben van wat het is om bezet te zijn, een beeld te schetsen van die tijd. Hij vertaalde het ook naar het Nederlands: Requiem voor het Verzet.
Herman Friedhoff werd op 15 augustus 1920 geboren als de zoon van de bekende architect Gijsbert Friedhoff en Wilhelmina Anna Ligtermoet. Vanwege het werk van zijn vader verkeerde Friedhoff al van jongs af aan in gegoede kringen. Gijsbert hield regelmatig bijeenkomsten thuis om de wereld op hoog niveau te bespreken met bekende figuren, zoals de historicus prof. Johan Huizinga en de Hongaars-Nederlandse pianist Géza Frid. Zo leerde hij ook de SDAP-politicus, eerste kamerlid en hoofdredacteur van Het Volk Herman Bernard Wiardi Beckman (1904-1945) kennen en Hendrik van Borssum Buisman, de directeur van het Teylers Museum. Met de zonen van de museumdirecteur Jan en Garrelt had Friedhoff goed contact.
De jonge Friedhoff lijkt zich maar moeilijk naar het burgerlijk keurslijf van de wereld van zijn ouders te hebben kunnen voegen. Hij kwam op de middelbare school gauw in aanvaring met de autoriteiten en was al vroeg overtuigd van zijn eigen kunnen. Hij zag zich al jong uitgroeien tot een groot schrijver. Hij schreef gedichten, korte verhalen en toneelteksten die bol staan van tienerromantiek. Na een eerste schoolgang in Haarlem werd de Mulo in Baarn zijn volgende school. In de Gooise schoolbanken leerde hij Erik Jurriaans kennen. Na de Mulo stroomde hij door naar de HBS-B en deed in de zomer van 1939 eindexamen. In dezelfde jaren ging hij over naar de Anglicaanse kerk en was hij serieus van plan om dominee te worden binnen deze kerk. Daartoe studeerde hij particulier Grieks en Latijn. Dit idee weerhield hem er niet van om ook van het leven te genieten. Hij kreeg een relatie met Ellis Brandon, die met hem op de HBS zat. Met haar bracht hij vele liefdevolle uren door op het strand van Bloemendaal.
Al deze jeugdige romantiek werd ruw verstoord door de oproep voor militaire dienst. Friedhoff werd in Den Haag geplaatst bij de Meetdienst van de artillerie. Op 10 mei 1940 was Friedhoff onder de wapenen in de Frederikskazerne op het duin bij Scheveningen. Nog in pyjama gestoken en gewapend met een geweer klom hij om zijn woede over de Duitse inval te wreken op het dak van de kazerne in de hoop met zijn geweer de overvliegende Duitse vliegtuigen te raken. Vanaf het dak zag hij hoe de Duitsers een bombardement uitvoerden op de ernaast gelegen Alexanderkazerne en daarbij de stallen troffen en 66 Nederlandse slachtoffers maakten onder de daar gelegerde cavaleristen.
Na de capitulatie was hij zoekende, hij was lid van de Nederlandse Unie, een grote politieke organisatie die zich schikte in de nieuwe verhoudingen, maar een tegenwicht wilde zijn bij de opmars van de NSB. In oktober 1940 vond Friedhoff aansluiting bij het Legioen Oud Frontstrijders (LOF) via zijn vriend Erik Jurriaans, die met zijn vader aan de basis stond van het verzet in Baarn. Het LOF was een paramilitaire verzetsgroep die voor het overgrote deel bestond uit ex-militairen en gericht was op directe gewapende actie tegen de Duitse bezetter. Friedhoff kwam ook met Titus Willem de Tourton Bruijns (1898-1943), de leidsman van deze verzetsgroep in contact, die hem na hun eerste ontmoeting tot zijn frustratie niet berichtte over zijn verdere indeling binnen de Haarlemse LOF-groep.
Om toch aansluiting te vinden bij verzetswerk wendde hij zich op aanraden van zijn vader – die zei dat hij niet wilde weten waar hij mee bezig was, maar voorzichtig moest zijn en niet zomaar met vage figuren in zee moest gaan – tot Wiardi Beckman. De politicus bracht Friedhoff in contact met mensen die hij kende binnen de Ordedienst (OD) in Haarlem. De OD was net als het LOF een op militaire leest geschoeide verzetsorganisatie, zij was qua doelstellingen echter behoudender dan het LOF en stelde zich tot doel om direct na de bevrijding een gezagsvacuüm te voorkomen. Via de OD raakte Friedhoff betrokken bij een comité van politici uit de diverse politieke geledingen, dat vergaderde over de naoorlogse politieke en rechtsstatelijke verhoudingen. Voor de jonge Friedhoff bleef het vroege verzet weinig concreet. Toch zou het ernst worden met het verzet van Friedhoff en zijn vrienden. Voor nu blijft hij een romantische jongeman in verzet.
In de volgende nieuwsbrief deel 2 van dit verhaal.