Je bent hier:

In Memoriam Engelandvaarder Ben Uiling

Zeister Nieuwsblad

Door Sierk Plantinga

Op 22 maart jongstleden overleed op bijna 101-jarige leeftijd Engelandvaarder Ben Uiling in zijn woonplaats Zeist.

De lokale Nieuwsbode in Zeist vermeldde vorig jaar nog zijn honderdjarige verjaardag. Met foto. Op de achtergrond in de kamer van Ben Uiling hing een ingelijste foto van de reünie van het Genootschap Engelandvaarders in september 2014 op het bordes van de Zwaluwenberg in het gezelschap van prinses Beatrix. 

Bernard Karel Uiling werd op 3 april 1922 geboren te Beverwijk. Daar had zijn vader een zaak in grafische artikelen; hij groeide op in een middenstandsgezin. Hij haalde zijn HBS-B diploma aan de Rijks-H.B.S. te Velsen in 1940. Op de morgen van de Duitse inval was hij zijn wiskunde-examen aan het doen. Het diploma werd toch uitgereikt. 

Hij ging na zijn eindexamen naar de Zeevaartschool in Amsterdam. Dit duurde tot half 1941; daarna nam hij deel aan een vervolgcursus die door de Rotterdamsche Lloyd werd georganiseerd. Hij verbleef toen met nog 12 andere leerlingen op een woonschip in de Coolhaven van Rotterdam. Deze cursus eindigde in januari 1942 waarna hij weer terug ging naar Beverwijk. 

Om gedekt te zijn tegen een mogelijke door de Duitsers gedwongen arbeidsdienst ging hij vanaf februari 1942 werken bij de Kennemer Machinefabriek in Beverwijk; het feit dat zijn ouders de directeur van die fabriek kenden hielp daarbij. 

Omdat hij een opleiding voor stuurman had gevolgd kon hij ook gaan varen. Hij monsterde in juni 1942 aan als stuurmansleerling op het vrachtschip ‘In Orde’ van de rederij Carp in Amsterdam; hij vertrok met dit schip op 3 juni 1942 naar Zweden. Het gaan varen deed hij op verzoek van een broer van zijn moeder, een oom dus, G.K. Fikkert. Deze oom Guus Fikkert had hem gevraagd om bij iedere reis naar Zweden allerlei spionageberichten mee te nemen en die in een Zweedse haven met de post te verzenden naar een opgegeven adres in Stockholm; de berichten zouden dan via dat adres terecht komen bij de geallieerden. 

In totaal heeft Uiling vijf keer zo’n zending in een Zweedse haven op de post gedaan. De te posten berichten kreeg hij iedere keer in Nederland van zijn oom Fikkert, of van diens medewerkers Westenberg of Braun. Veelal leerde Uiling die over te brengen berichten uit het hoofd, schreef ze dan in Zweden op en adresseerde ze aan een mej. Endel te Stockholm die voor verder transport zou zorgen. Die laatste vijfde keer ging het mis. Later bleek dat de derde postzending van half september 1942 al bij de Zweedse politie was beland. Na de vijfde zending gepost te hebben verscheen de Zweedse politie in Öregrund op 17 december 1942 aan boord van de ‘In Orde’; Uiling werd meegenomen naar het politiebureau en daar uiteindelijk na een verhoor gearresteerd. Aan boord werden allerlei belastende documenten aangetroffen door de Zweedse politie. Hij werd er van verdacht spionage te hebben bedreven, ‘niet gericht tegen Zweden, ten nadeele van een bevriende mogendheid’. Het leidde tot een rechtszaak. Uiling werd door het gerecht in Stockholm in maart 1943 in hoger beroep veroordeeld tot tien maanden dwangarbeid in de gevangenis te Falun met een aftrek van slecht 14 dagen voorarrest terwijl die in feite drie maanden had bedragen. Het was dezelfde straf als die in eerste instantie was uitgesproken. Tijdens die eerste periode was het hem niet toegestaan om contact op te nemen met het Nederlandse Gezantschap in Stockholm en de rechtszaak werd ook achter gesloten deuren gehouden. Pas na de veroordeling in eerste aanleg mocht Uiling contact opnemen met de Nederlandse vertegenwoordiging. 

Deze strenge houding van de Zweedse overheid is minder verwonderlijk wanneer men weet dat de Zweedse neutraliteit onder grote Duitse druk stond. Nederlandse zeelieden die in de jaren 1941-1942 van hun (Duitse) schip in een Zweedse haven drosten werden daarom ondanks de Nederlandse protesten weer uitgeleverd aan hun Duitse reders met vaak het concentratiekamp tot gevolg. Deserteurs konden volgens de Zweden volkenrechtelijk niet als politieke vluchtelingen worden beschouwd. Ook op economisch gebied bestond er een behoorlijke Zweeds-Duitse samenwerking, zoals bijvoorbeeld bij het grote Zweedse concern van de familie Wallenberg. 

Met ondersteuning van het Nederlandse Gezantschap in Stockholm werd door Uiling op 7 mei 1943 een verzoek tot gratie of in ieder geval strafvermindering ingediend bij de Zweedse koning. Die gratie werd toegekend zodat hij in september 1943 vrij kwam in plaats van in februari 1944. 

Na zijn vrijlating in september 1943 werd hij te werk gesteld bij de persafdeling van het gezantschap tot aan zijn door het gezantschap geregelde vertrek en aankomst in Engeland op 29 maart 1944. 

Eerst in Stockholm en daarna in Londen werd Uiling zoals gebruikelijk ondervraagd om zijn ‘politieke betrouwbaarheid’ vast te stellen. Dat had toch nog wat voeten in de aarde. Zijn oom Gustaaf Karel Fikkert (1906-1944) was bekend in Nederlandse militaire kringen in Londen. Hij was als reserve eerste luitenant tijdens de meidagen van 1940 werkzaam geweest bij GS III in Den Haag en was op bevel van zijn meerderen met de Engelse torpedojager Mohawk vanuit Hoek van Holland overgevaren naar Engeland. Hij oordeelde na een tijdje dat er in Engeland bij de Nederlandse militairen een grote chaos heerste en dat er voor hem niets zinnigs te doen viel. Daar dachten meerdere officieren in Londen hetzelfde over. Hen werd de mogelijkheid geboden om ontslag te nemen of met groot verlof te gaan en verschillenden maakten daar gebruik van. Zo vertrok er een naar Zuid-Afrika, een ander naar Amerika en Fikkert kreeg zijn groot verlof -met 2 maanden extra salaris- om naar Nederlands-Indië te gaan. Als diplomatiek koerier kon hij een plaats krijgen op een schip van Liverpool naar Lissabon. Zijn vertrek viel op 19 augustus 1940; aankomst te Lissabon op 31 augustus. Na zijn diplomatieke post te hebben afgegeven in Lissabon bleek echter verder vervoer niet zo makkelijk. Hij kon zijn Engelse ponden niet ingewisseld krijgen vanwege allerlei monetaire restricties en ook het Nederlandse gezantschap weigerde hem iedere verdere vorm van ondersteuning: hij moest het zelf maar uitzoeken. Het betekende onder meer dat hij geen bootticket voor Nederlands-Indië kon betalen. Ook al omdat hij enkele verontrustende berichten over zijn familie in Nederland had ontvangen, besloot hij in arren moede maar naar Nederland terug te keren: het Duitse consulaat in Lissabon wilde hem daarbij graag behulpzaam zijn, ook financieel. De terugtocht naar Nederland liep over Berlijn waar hij kort na aankomst op 4 oktober 1940 geld opnam bij de Commerzbank te Berlijn. Vandaar naar Nederland. Er is wel gesuggereerd dat Fikkert samen met de voormalige minister-president jhr D.J. de Geer zou zijn teruggereisd naar Nederland. Dat is onjuist: De Geer vertrok op 5 november 1940 per KLM uit Engeland naar Lissabon, hij zou pas op 5 februari 1941 in Berlijn arriveren en vertrok de volgende dag per trein naar Den Haag.

Uiling heeft nadien zijn oom altijd verdedigd tegen de vele verdachtmakingen in Londen: Fikkert was een NSB-er, beweerde de een; hij was een deserteur, vond een ander, hij werkte samen met de Duitsers, merkte weer iemand anders op. Somer, hoofd van het Bureau Inlichtingen in Londen maar tot maart 1942 in Nederland en in mei 1940 eveneens werkzaam bij GS III, waarschuwde diverse ministers voor Fikkert: ‘Al zeer spoedig stond Fikkert in Nederland op de lijst van Gestapo-spionnen. (-) Ik heb tijdens mijn inlichtingenwerk in Nederland geen bewijzen kunnen vinden, dat Fikkert voor de Duitschers werkte, doch men zag hem algemeen aan als onbetrouwbaar’.  En Uiling moest volgens Somer na zijn overkomst uit Zweden onderworpen worden aan een speciaal onderzoek. Duidelijk is in ieder geval dat de geruchtenmachine in Nederland en in Londen op volle toeren draaide. Niet iedereen in Nederland die Fikkert kende geloofde die geruchten. Zo verklaarde de luitenant A.J. Braun na de oorlog dat hij, Fikkert goed kennende sedert 1938, weigerde deze beschuldigingen te geloven. 

In werkelijkheid ontwikkelde Fikkert in Nederland al snel verzetsactiviteiten, hij verzamelde allerlei gegevens over de Duitsers in Nederland waarvan hij dacht dat die van belang waren voor de geallieerde oorlogvoering. En zo vroeg hij zijn neef Uiling om te gaan varen zodat deze zijn rapportage vanuit Zweden naar Engeland kon sturen. 

Volgens een verklaring van Uiling in Zweden ‘is Fikkert een goed Nederlander en kan hij niet in staat worden geacht met den vijand te heulen. Fikkert zelf heeft heel veel spijt, dat hij indertijd naar Nederland vluchtte en sedert dien tijd heeft hij vele malen pogingen gedaan om naar Engeland terug te keeren, er is echter nimmer iets positiefs van gekomen’. Ook een gezamenlijke reis via Liechtenstein waar familie van Fikkert en Uiling woonde ging niet door. Uiteindelijk werden Fikkert en zijn kompaan Edzard Horrix op weg naar Engeland op 24 juli 1943 in Roosendaal in de D-trein naar Antwerpen gearresteerd door de SD; zijn verzetsgroepje was al een tijdje geïnfiltreerd door de V-Mann Martin Slagter en de hele treinreis van Rotterdam naar Roosendaal als OT-medewerkers met Leo Poos als OT-leider in de trein was in scene gezet. Op 29 juni 1944 werd Fikkert door het Feldkriegsgericht te Utrecht ter dood veroordeeld tezamen met een paar van zijn collega’s. Ze werden allen op 25 juli 1944 in het Fort Rhijnauwen bij Utrecht gefusilleerd.

Uiling was ondertussen op 29 maart 1944 in Engeland gearriveerd, werd vervolgens uitgebreid verhoord in de Patriotic School door de Engelsen en op 22 mei 1944 overgedragen aan de collega’s van de Nederlandse Politie Buitendienst. Het eindoordeel van de PBD was positief: ‘Uiling maakt een bijzondere prettige indruk; vertelt zijn verhaal zonder eenige ophef’. En over zijn houding ten opzichte van zijn oom Fikkert: ‘…bestaat er m.i. geen aanleiding aan de betrouwbaarheid van Uiling te twijfelen, de indruk is bij ondergetekende gewekt, dat ondervraagde (= Uiling) misbruikt is door zijn oom, die trachtte zich al dan niet met goede bedoelingen ten opzichte van de Ned. Autoriteiten in Engeland te rehabiliteeren’. 

In Engeland werd Uiling vliegtuigtelegrafist bij de RAF maar hij was er niet meer operationeel werkzaam. Eind mei 1945 werd hij bevorderd tot reserve sergeant-vliegtuigtelegrafist bij de Militaire Luchtvaart. Hij bleef in Engeland tot in 1946 om zijn opleiding af te maken. Formeel per 1 oktober 1947 ging hij met groot verlof.

Na zijn demobilisatie keerde Uiling terug naar Beverwijk waar hij samen met zijn vader een handelsbedrijf in grafische artikelen en machines voor de grafische industrie opzette. Tot aan zijn pensionering was hij er directeur van. In 1948 werd hem het Kruis van Verdienste toegekend (KB 7-2-1948 nr 15) met de bekende formulering: wegens het ‘beleidvol voorbereiden en uitvoeren van een plan tot ontsnapping uit bezet Nederland waarna, na vele moeilijkheden te hebben ondervonden, Engeland werd bereikt’. Later werd hij ook gemachtigd tot het dragen van het Verzetsherdenkings-kruis. 

Zijn honderdste verjaardag vorig jaar vierde hij in het bijzijn van kinderen, klein- en achterkleinkinderen in Zeist. Zelf was hij meestal gebonden aan een rolstoel omdat hij op zijn 95e een gebroken been en heup opliep; zijn echtgenote overleed eerder dat jaar hetgeen hem in het interview met De Nieuwsbode deed opmerken dat het niet gemakkelijk was om zo oud te zijn. Zijn laatste periode werd hij regelmatig gekweld door oorlogsherinneringen; met zijn overlijden kreeg hij de rust die hij zo graag wilde, zo vertelde zijn schoondochter.  

Bronnen:

Nationaal Archief Den Haag:

Archief Ministerie van Justitie te Londen 1940-1945 (2.09.06), 10587;

Archief Ministerie van Justitie, Afdeling Politie, bureaus Kabinet en Juridische Zaken 1945-1952 (2.09.107),1130;

Archief Ministerie van Oorlog Londen 1940-1945 (2.13.71), 189, 2526, 2548, 2563;

Archief Gezantschap Zweden 1910-1946 (2.05.219) 516;

Archief Consulaat-Generaal Stockholm 1896-1946 (2.05.219), 221; 

Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging (2.09.09), 76954 VI (doss Poos en Slagter);

Archief Ministerie van Defensie, Collectie Zuiveringen (2.13.99), 682, dossier 1748;

Archief Oorlogsgravenstichting, Persoonsdossiers (2.19.255.01), doss G.F.Fikkert;

Archief F.A.C. Kluiters (2.21.424), 186 (dossier G.K. Fikkert; kopieën uit NA Washington DC);

Nederlands Instituut voor Militaire Historie NIMH:

Database oorlogsvliegers in dienst RAF en FAA 1940-1945;

Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie:

Archief Wehrmachtsbefehlhaber in den Niederlanden, 1-554 (Groep Fikkert);

Archief Verwaltung und Justiz, 5362;

Collectie Doc-II, 1139-11;

Erelijst van Gevallenen 1940-1945;

Juultje Verhaaren, Bernard Karel Uiling, Engelandvaarder. Een vernieuwend perspectief op de historiografie van de Engelandvaarders, bachelor-thesis Universiteit Utrecht 2014.

De Nieuwsbode, Zeist 15 april 2022.

P. Brijnen van Houten, Brandwacht in de coulissen, De Haan/Unieboek 1988;

F.A.C. Kluiters, De Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten, SDU 1993;

J.G. Kikkert, De zeven levens van ‘The Cat’, Aspekt 2003;

Henk van Osch, Jonkheer D.J. de Geer. De teloorgang van een minister-president, Boom 2007;

Hugo Pos en Jan Kuijk, Het averechts handelen. De Geer in Lissabon, naïef, wereldvreemd, eigengereid, In den Knipscheer 1997;

Meindert van der Kaaij, Een eenzaam staatsman, Dirk de Geer 1870-1960, Verloren 2012;

Bernard Uiling op de dag vóórdat hij uit de Zweedse gevangenis werd ontslagen