door Jos Teunissen
Tussen Leo Rodrigues Lopes en de regering kwam het nooit meer goed
Leo Rodrigues Lopes een journalist werd net als sommige andere Engelandvaarders door de Nederlandse regering in Londen knap lastig gevonden. Hij werd als politiek delinquent zelfs enige tijd geïnterneerd op het eiland Man.
Leonard Alexander Rodrigues Lopes, op 28 juni 1909 in Amsterdam geboren, is van Portugees-Joodse komaf. In de jaren dertig werkt hij in Londen op de redactie van de Daily Express (dan de grootste krant ter wereld), later in Brussel als correspondent van het persbureau Reuters. Scheiding van zijn echtgenote dwingt hem in 1939 met zijn kinderen terug te keren naar Amsterdam. Na de inval van het Duitse leger zet hij met zijn vriend Sijbren de Hoo, hoofd van het Centraal Distributiekantoor in Hattum, een organisatie op die Joden aan een onderduikadres helpt.
Over zijn Engelandvaart is weinig bekend, maar vast staat dat hij begin 1941 uit Amsterdam is verhuisd naar Antwerpen, nadat zijn kinderen op een schuiladres zijn ondergebracht. Hij denkt dat de jodenvervolging in België milder verloopt, maar ook daar voelt hij zich niet veilig. Hij slaagt erin België te verlaten en via Frankrijk door te reizen naar Spanje. Daar gaat hij aan de slag voor de vertegenwoordiger van het Nederlandse Bureau Inlichtingen, mr. H. Maas Geesteranus, die in Lissabon werkt bij het Nederlandse gezantschap. Als hij hoort dat er in Lissabon sprake is van de voorgenomen eliminatie van een Nederlander in Spanje gaat hij dat in de Portugese hoofdstad onderzoeken. Na een verblijf van zeven maanden in Lissabon vliegt hij naar Engeland. Bij aankomst wordt hij voor ondervraging vastgehouden in de Royal Victoria Patriotic School. Enkele weken later is hij echter terug in Lissabon met een opdracht van de Nederlandse geheime dienst die hij in Frankrijk moet uitvoeren. Daar komt het niet van, omdat de Spaanse politie hem terugstuurt naar Portugal.
Eind februari 1944 arriveert hij voor de tweede maal in Groot-Brittannië. Dit keer wordt hij wekenlang door de Britse geheime dienst onderzocht op zijn politieke betrouwbaarheid en voorlopig geïnterneerd op het eiland Man in de Ierse zee, waar MI-5 de meeste van zijn arrestanten concentreert. Hem wordt medegedeeld dat dit gebeurt op verzoek van de Nederlandse autoriteiten in Londen, die hij ‘laf en corrupt’ heeft genoemd. Als hij vrijkomt, gaat hij weer werken bij de Daily Express. In zijn artikelen maakt hij ruim baan voor de grieven van Nederlandse zeevarenden jegens hun regering en probeert hij de ministers te overtuigen van ‘knoeierijen op grote schaal’ bij de Nederlandse inlichtingendiensten. In juli ’45 wordt hij naar Nederland uitgewezen. Van het boek dat hij er in 1947 over publiceert – ‘Het Heilig Huisje – Analyse van het Londensche beleid’ – worden 10.000 exemplaren verkocht. Maar tussen Leo Rodrigues Lopes en de Nederlandse regering kwam het nooit meer goed.
Bij aankomst in Nederland wordt Leo voor korte tijd geïnterneerd in Kamp Vught. Hij zit er tussen voormalige NSB’ers, SS’ers, collaborateurs, zwarthandelaren en oorlogsmisdadigers, maar ook tussen ‘duizenden’ die volgens hem slechts op grond van verdenking of valse aantijgingen ‘wild’ zijn opgepakt; ‘een onoverkomelijke schande in de geschiedenis van ons Nederlands recht’. Hij schrijft er zijn ‘Witboek betreffende het gebeurde in de Nederlandse internerings- en bewakingskampen in de jaren na de bevrijding’, over de mishandelingen, pesterijen en vernederingen door Nederlandse bewakers. In het boekwerk, ‘opgedragen aan de bonafide illegaliteit’, beweert hij dat ‘de meeste geïnterneerden nóch NSB’ers, nóch verraders, nóch in eniger mate collaborateur’ waren en dat in Vught ‘moordenaars cipier waren en dieven commandant. (…) Er zijn dodenakkers nabij Nederlandse concentratiekampen, die even luid schreeuwen als de dodenakkers van Auschwitz of Bergen-Belsen’.
Na zijn vrijlating gaat hij in Amsterdam aan de slag bij het kritische weekblad De Ochtendpost, waarin hij de Londense regeerperiode opnieuw op de korrel neemt. Dat wordt hem niet in dank afgenomen: op 19 september 1945 wordt hij door twee agenten van het pas opgerichte Bureau Nationale Veiligheid opnieuw gearresteerd en enige tijd in hechtenis genomen. Begin 1946 stelt hij in De Ochtendpost als eerste de zaak aan de kaak die later bekend zou worden als de Velser Affaire. Hij zoekt daarin naar een antwoord op de vraag hoe het komt dat de bezetter in Velsen en Kennemerland zo succesvol was. Hier arresteerden en vermoordden de Duitsers immers een aantal veelal communistische verzetsmensen, onder wie Hannie Schaft. Hij voedt met zijn artikelen geruchten als zouden verzetsmensen aan de Duitse politie zijn verraden door Nederlandse en geallieerde autoriteiten, met het doel op die manier zo de linkse beweging te beschadigen. Ook suggereert hij dat de zaak in de doofpot is gestopt door de politieke recherche in Amsterdam, waarbij hij zich baseert op een dossier dat hij had gekregen van een ontslagen BNV-agent. En als ’s lands beruchtste verrader, Anton van der Waals, spoorloos blijkt te zijn verdwenen, meldt hij zijn lezers dat Van der Waals met medeweten van de BNV-leiding het land is uitgesmokkeld naar Duitsland. Dat blijkt een jaar later geen verzinsel.
Na een dispuut met de uitgever zet hij in 1947 zijn filippica tegen de Nederlandse autoriteiten in een eigen weekblad voort: De Nieuwe Post. Daarin verschijnt het ene na het andere smaadschrift over wantoestanden in de tientallen ‘detentieforten’ die Nederland in de eerste jaren van de oorlog telde (naast Vught onder meer Duindorp, Blauwkapel, Honswijk, Kamp Ampsen en het Huis van Bewaring in Almelo). Met name het BNV moet het ontgelden; de leiding van deze dienst zou zelf ‘fout’ zijn geweest en zelfs een ‘eliminatieploeg’ hebben opgericht met het doel verzetsmensen met onwelgevallige politieke opvattingen uit de weg te ruimen. Maar ook het directoraat-generaal voor de Bijzondere Rechtspleging en de Politieke Opsporingsdiensten (POD’s) krijgen ervan langs.
Vanwege de aanhoudende kritiek op het BNV, ook van andere kanten, stelt de Tweede Kamer de commissie Wijnvelt in, die de beschuldigingen van Rodrigues Lopes afdoet als ‘kwaadaardige en onverantwoordelijke fantasie’. Meermalen wordt hij aangeklaagd wegens smaad, waarbij hij tot schadeloosstellingen wordt veroordeeld. Anderzijds wordt hij door de rechtbank in het gelijk gesteld in een zaak die politierechercheurs uit de Velser Affaire tegen hem hadden aangespannen. Mede door oplopende juridische kosten verschijnt zijn blad na juli 1951 niet meer. In 1952 valt hij in de Lutmastraat in Amsterdam van zijn fiets na een hartaanval. Hij overlijdt op weg naar het Wilhelmina Gasthuis. Het manuscript voor het boek waaraan hij werkte – titel: ‘Fauteuil van bloedrood plûche’ – is nooit gevonden.
Rodrigues Lopes duikt weer op in het onlangs verschenen boek ‘De verliezers – Straf en heropvoeding in Kamp Vught 1944-1949’ van Marijke Verduijn. De auteur citeert rijkelijk uit diens ‘witboek’ en bevestigt de conclusie die hij al in 1948 trok: kampbewakers hebben zich met medeweten van de kampleiding ‘nagenoeg alom niet ontzien in het kwellen en mishandelen van weerloze mensen, waarbij door Duitsers gedurende de bezetting toegepaste methoden zijn overgenomen.’ Het is bijzonder dat zijn getuigenis bijna tachtig jaar later alsnog de erkenning krijgt die het in de naoorlogse jaren werd onthouden.
Bronnen:
Piet Hagen: Dubbel zondebok – Joodse journalisten in tijden van antisemitisme en vervolging 1920-1945. Uitg. Arbeiderspers, 2022
Marijke Verduijn: De verliezers – Straf en heropvoeding in Kamp Vught 1944-1949. Uitgeverij Balans, 2023
Rapport commissie Wijnvelt, september 1948
Archief ministerie van Justitie te Londen 1940-1945, inv.nr. 12178
De Telegraaf d.d. 3 december 1952
L. de Jong: De bezetting, deel 9, p. 536
Telegraaf 3 december 1952