Onkosten van Engelandvaarders alsnog vergoed
door Jos Teunissen
Nederlanders die tijdens de Tweede Wereldoorlog naar Engeland kwamen konden de kosten die zij voor hun reis hadden gemaakt vergoed krijgen via de zogeheten ‘Zeemanspot’.
Deze financiële regeling gold echter alleen voor personen die bij de marine of koopvaardij actief waren en was in 1941 door de Nederlandse regering in Londen ingesteld nadat de Engelse regering had verordonneerd dat Nederlandse zeelieden alleen voor een financiële vergoeding in aanmerking kwamen als zij in Engelse dienst waren óf dienden op een schip dat ‘in het belang van Engeland vaart.’ Na de bevrijding werd deze regeling opgeheven.


Voor wie bij de overige onderdelen van de krijgsmacht actief was, bestond een dergelijke regeling niet. In 1947 besloot de regering daar via het Nationaal Steunfonds met terugwerkende kracht iets aan te doen. Sowieso kwam er een onkostenvergoeding voor alle Nederlanders die verzet tegen de Duitse bezetter hadden gepleegd en daarbij aantoonbaar kosten hadden gemaakt, maar Engelandvaarders werden gezien als een ‘bijzondere groep’. Op 27 februari van dat jaar ging van het NSF dan ook een ‘aparte oproep’ uit, die als volgt luidde:
‘De chef van de staf van de inspecteur-generaal der koninklijke landmacht deelt mede: teneinde een overzicht te krijgen van de kosten die Engelandvaarders gemaakt hebben voor hun overtocht en die nog niet zijn vergoed, wordt de betrokkenen verzocht een opgave van deze kosten vóór 31 maart 1947 te zenden aan het Nationaal Steunfonds, Oosteinde 13 te Amsterdam. Getracht zal worden hen alsnog voor een restitutie van deze kosten in aanmerking te doen komen.’
De aanmeldingen moesten vergezeld gaan van een ‘uitvoerig rapport, zo mogelijk met verklaringen van personen die de juistheid van dit rapport kunnen bevestigen, benevens een opgave van in verband met de reis aangegane verplichtingen.’ Vanwege de toen nog beperkte financiële middelen werd de regeling wel beperkt tot Engelandvaarders die na de bevrijding in militaire dienst bleven en in Indonesië of elders nieuwe taken gingen vervullen.
In totaal werden 162 aanvragen ingediend. In veel gevallen werd, soms tot in het buitenland toe, onderzoek gedaan. De rapporten gaven volgens het steunfonds ‘een belangwekkend beeld van de hinderpalen, die de betrokkenen op hun weg naar de vrije wereld hadden ontmoet.’ Uiteindelijk werd in totaal voor een bedrag van 189.853 gulden en 19 cent uitgekeerd.
Bron: P. Sanders: Het Nationaal Steunfonds – Bijdrage tot de geschiedenis van de financiering van het verzet 1940-1945. Uitgave Martinus Nijhoff, Den Haag 1960. Sanders was destijds hoogleraar aan de Economische Hogeschool in Rotterdam.