door Jos Teunissen
Bij de Nederlandse motortorpedoboten van de marine dienden meer Engelandvaarders dan tot nog toe bekend was. Dat blijkt uit het onderzoek van militair historicus Jacques Bartels. Hij werkt aan een boek over de volgens hem ‘onzichtbaar gebleven’ MTB-dienst van de Koninklijke Marine. ‘Ik wil de MTB’ers de aandacht geven die ze verdienen.’
Bartels baseert zijn conclusie op onderzoek in archieven en in de nalatenschap van wijlen Engelandvaarder Jacob de Mos, die aan hem werd toevertrouwd. Bartels: ‘Ik heb De Mos een paar keer gesproken maar helaas nooit kunnen interviewen, omdat een gesprek over zijn oorlogsverleden hem te veel zou worden. Wel onderhield ik goed contact met zijn familie.
Langs die lijn heb ik hem leren kennen als iemand die de MTB-Dienst in de aandacht wilde houden, vooral omdat de mannen die het buitengewoon zware werk op deze snelle boten hebben verricht, in de vergetelheid dreigden te raken. Enkele jaren na zijn overlijden in 2016 kreeg ik tot mijn grote vreugde de beschikking over zijn hele archief: acht verhuisdozen vol! Wat voor mijn onderzoek niet relevant was, heb ik aan derden geschonken.’
Zo kreeg de gemeente Wassenaar een doos met correspondentie met betrekking tot het drama met Franse commando’s op het strand bij de Wassenaarse Slag, het Koninklijk Huis-archief een doos met zijn correspondentie met het Koninklijk Huis en Museum Engelandvaarders alles over zijn Engelandvaart met de gekaapte KW 110.
De Mos diende na zijn spectaculaire ontsnapping uit bezet Nederland als kwartiermeester bij een flottielje van de Nederlandse MTB-dienst waarvan Engelandvaarder Hans Larive de commandant was. De boten ondernamen vanuit de haven van Dover acties tegen de Duitse marine.
Bartels: ‘De mannen op de MTB’s hadden het enorm zwaar. De boot raasde met hoge snelheid over de golven en dat gaf een voortdurend gebonk tegen je onderlichaam. Je moest je ook steeds goed vasthouden om niet overboord te vallen. Tegelijkertijd moest je je taken uitvoeren: met een hydrofoon naar naderende schepen luisteren, Duitse konvooien aanvallen, mijnen leggen en het gevecht met Duitse Schnellboote aangaan. En dat alles in volstrekte duisternis, want de MTB’s voeren alleen ’s nachts uit. Niet voor niets was de maximum leeftijd voor dienst op de MTB’s 35 jaar. Daarna was je er te oud voor.’
Bartels’ belangstelling voor de MTB’ers werd al jaren geleden gewekt doordat een oom van hem, Hubert Pontier, na op 14 mei 1940 als adelborst naar Engeland te zijn ontsnapt, bij de motortorpedoboten actief was. ‘Hij werd bij de Britten opgeleid en nam daarna deel aan nachtelijke acties tegen Schnellboote, waarvoor hij al jong werd onderscheiden. In 1944 kreeg hij het commando over een eigen boot, de MTB 436.’ Naarmate Bartels zich meer verdiepte in de geschiedenis van de MTB-dienst van de Koninklijke Marine ging hij beseffen dat over dit marine-onderdeel eigenlijk nooit een serieuze studie is verschenen. Hoe dat komt? ‘De MTB-dienst was met amper 300 man slechts een kleine eenheid binnen de Koninklijke Marine, dus minder ‘sexy’ dan onderzeeboten en torpedobootjagers. Dat verklaart mijns inziens de geringe aandacht ervoor bij historici.’
Daar wilde Bartels iets aan doen. Hij zocht naar nazaten van MTB’ers en dat resulteerde in contact met zonen en dochters van 20 MTB-officieren. ‘Het leverde veel informatie op, waaronder nooit gepubliceerde dagboeken. Maar het lukte me niet persoonlijke getuigenissen van matrozen, stokers en andere ‘gewone’ marinemensen bij de MTB-dienst te pakken te krijgen: allemaal dappere, maar onzichtbaar gebleven mannen die niet de aandacht hebben gekregen die ze verdienen.’ Samen met genealogisch onderzoeker Richard van Arkel heeft hij inmiddels een databank opgebouwd met daarin bijna alle personen die bij de MTB-dienst actief zijn geweest.
Mede dankzij de nalatenschap van De Mos kunnen veel gezichten op een groepsfoto van MTB’ers aan namen worden gekoppeld. Maar nog niet van iedereen. Met name over stoker A.F. Verbeek zou hij graag meer weten. ‘Hij is in de nacht van 17 op 18 mei 1944 met zijn MTB 203 ten onder gegaan en heeft dus geen graf.
Ik vind dat hij op zijn minst een foto moet krijgen op de site van de Oorlogsgravenstichting en natuurlijk ook in mijn boek. Zijn dood is zó dramatisch.
De 203 liep in het Kanaal ter hoogte van Boulogne op een Duitse mijn en was niet meer te redden. In je eentje in de machinekamer van je boot ten onder gaan, nooit een graf aan wal krijgen en vervolgens na je dood niemand die weet hoe je eruit zag… Dat kán toch niet? Ik hoop dat ik stoker Verbeek alsnog een gezicht kan geven.‘
Uit zijn onderzoek in het Nationaal Archief, de Koninklijke Bibliotheek en het Nederlands Instituut voor Militaire Historie, maar ook in Britse archieven, is naar voren gekomen dat een aantal Engelandvaarders die bij ‘de marine’ dienden, in feite actief waren bij de MTB-dienst.
Dat geldt onder anderen voor de Engelandvaarders Robert Broekman, Wiebe Dik, Herman Geraedts, Henk Groen, Harry van Groenendaal, Wim Koole, Daniël Ritmeester, Arie van der Padt, Ton van Schrieck, Gerrit Pieterson, Jan Onderwater en Kees Meijer. Een welkome aanvulling!