Sally Noach
Je bent hier:

Sally Noach, een fenomenale mensenredder

Door Jacques Noach, bewerking van de lezing die hij op 28 november 2024 in Museum Engelandvaarders heeft gehouden

Toen ik voor het eerst een bezoek bracht aan het Museum Engelandvaarders in Noordwijk, wist ik niet wat ik daar kon verwachten. Maar, ik was nauwelijks enkele minuten binnen, of ik zat in een rollercoaster van emoties. Een grote plaquette met als titel ‘Redders’, vermeldt de naam van mijn vader, Sally Noach. Met daarnaast een audio bestand, met als titel: ‘Goocheme Sally regelt het wel’. In de Database, zijn ‘Oorlogs-CV’ met 2 foto’s uit die tijd. Het werd een emotionele middag.

In een van de zalen stond ik stil te kijken naar een striptekening. Het was een cartoon-strip, met als veelzeggende titel ‘De avonturen van een Engelandvaarder’, in 1943 in Londen getekend door Engelandvaarder Max Appelboom. Ik ken deze strip maar al te goed. Deze vertelt namelijk het volledig falen, tijdens WOII, van de Nederlandse consulaire dienst in Frankrijk en Spanje. Een tekortschieten, dat door mijn vader, als een klokkenluider avant la lettre, in Londen aan de orde is gesteld. Het is hem niet in dank afgenomen. Hij werd van regeringswege tegengewerkt, uitgemaakt voor leugenaar, notoire zwarthandelaar en charlatan.

Mede daarom heb ik een boek over mijn vader Salomon Jacob Noach (Zutphen 1909 – Amsterdam 1980), beter bekend als Sally Noach, geschreven. Het gaat over zijn heldhaftig optreden tijdens de Tweede Wereldoorlog in Lyon, Frankrijk. De titel van mijn boek is Het ongeloof.(i) Over mijn vader hing, door de verdachtmakingen, een zweem van  ‘is het wel allemaal gebeurd?’. Het gevraagde bewijs wordt met mijn boek ruimschoots geleverd. Omdat die bewijsstukken al tijdens de Tweede Wereldoorlog bij de betrokken autoriteiten voorhanden waren en desondanks zijn daden in twijfel werden getrokken, heb ik de titel Het ongeloof gekozen.

Lyon

Mijn vader vluchtte op 13 mei 1940 vanuit zijn woonplaats Brussel naar het zuiden van Frankrijk. Na een aantal omzwervingen kwam hij in september 1940 in Lyon aan. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was Lyon een centrum voor het verzet, en een toevluchtsoord voor vluchtelingen. Hier bevonden zich de meesten van de duizenden naar Frankrijk gevluchte en gestrande, vaak wanhopige Nederlanders. Uiteraard illegaal. Hulp van officiële Nederlandse zijde werd niet of nauwelijks gegeven.

Lou de Jong, en met hem meerdere geschiedschrijvers, benadrukken het gebrek aan fantasie en energie, aan menselijk gevoel bij de Nederlandse autoriteiten gedurende de Tweede Wereldoorlog in Frankrijk en evenzeer in Zwitserland en Spanje. Wij noemen dat tegenwoordig ‘een groot gebrek aan empathie’. Er is over het algemeen door de Nederlandse gezanten die in de genoemde landen de hoogste vertegenwoordigers zijn, weinig voor de vluchtelingen gedaan. Als het aan de ambtenaren had gelegen, zou iedereen die de gevaarlijke reis naar Frankrijk maakte, onmiddellijk teruggestuurd zijn naar bezet Nederland.

De Engelandvaarders, mannen en vrouwen die tijdens de Tweede Wereldoorlog met gevaar voor eigen leven de oversteek naar Engeland wagen, om zich daar aan te sluiten bij de geallieerde strijdkrachten, kregen van deze vertegenwoordigers van de Nederlandse regering vaak de vraag ‘waarom zijn jullie überhaupt uit Nederland vertrokken?’ Het is moeilijk te geloven, maar iedereen die rond maart 1942 in Frankrijk bij de Nederlandse autoriteiten aanklopte, ontving 500 Franse Franken – om naar Nederland terug te keren. Wie verder wilde reizen naar Spanje en Engeland, en dus naar de vrijheid, kreeg …. niets. Er was ook onmiskenbaar antisemitisme. De Consul-Generaal van Nederland in Frankrijk zei: Joodse vluchtelingen zijn ‘inferieur’.

Toen mijn vader in september 1940 Lyon bereikte, nam hij contact op met de Honorair Consul van Nederland. Er werd besloten dat hij, vanwege het feit dat hij vloeiend Frans sprak, als tolk-vertaler zou optreden. Mijn vader, die nooit officieel werd benoemd, nooit werd beëdigd en absoluut geen ervaring had met consulair of diplomatiek werk, had alleen zijn gezond verstand als leidraad. En hij werd sterk gedreven door zijn medeleven met mensen in nood.

Door zijn activiteiten op het consulaat kwam mijn vader in contact met de werkkamp commandanten, waardoor hij zaken met betrekking tot de Nederlandse gevangenen kon afhandelen. Hij was niet gierig met pakjes Gauloise; als in geen enkele slagerij worst te koop was, had hij een paar Saucisses de Boulogne achter de hand. Mijn vader bouwde goede relaties op met advocaten, door hen mee uit eten te nemen. Dankzij deze relaties kon hij in ruil ervoor zorgen dat gevangenen vrijgelaten werden. Ook zorgde hij voor valse identiteitspapieren, geld, kleding, schoenen en medische hulp. Met gedurfde, brutale onbeschaamdheid slaagde hij erin veel landgenoten uit kritieke situaties te redden.

Maar volgens de consulaire regelgeving werd zijn hulp door de Nederlandse autoriteiten als ‘illegaal’ beschouwd. Het kon mijn vader niets schelen en hij ging door met doen wat volgens hem gedaan moest worden: zoveel mogelijk mensen helpen ontsnappen.

In mijn boek heb ik een lijst met Engelandvaarders en een lijst met Vluchtelingen opgenomen, namen van mannen, vrouwen, families, die hij in moeilijke tijden hielp. Ik schreef in mijn boek dat ik beide lijsten met de nodige zorgvuldigheid heb samengesteld, aan de hand van bedankbrieven die mijn vader ontving, en uit boeken en artikelen waarin mijn vaders activiteiten gedurende de oorlog in Lyon en omgeving worden genoemd. En dat de lijsten zeker niet volledig kunnen zijn. Met alle reacties die ik ontvang kan ik beide lijsten verder actualiseren. Ik heb daarbij besloten geen onderscheid meer te maken tussen Engelandvaarders enerzijds en Vluchtelingen anderzijds.(ii)

Ik citeer uit een van de vele brieven van de Engelandvaarders die dankzij mijn vader wisten te ontsnappen. Laurentius Punt wachtte op een veroordeling wegens spionage, toen mijn vader hem uit de handen van de Gestapo redde:

‘Meneer Noach, ik heb mijn vrijheid en dus mijn leven aan u te danken.’

De volgende passage is uit het verhoor van Jaap Hinderink. Hij zat van 6 november tot 24 december 1941 met twee vrienden in de gevangenis van Mâcon. Jaap verklaart

‘…en op 24 december 1941 kwamen wij voor de rechtbank met dien advocaat en daar was ook Sally Noach. Wij kwamen toen direct vrij, als Sally Noach ergens komt, haalt hij iedereen de bak uit.’

Het volgende citaat komt uit een dagboek dat gedurende die periode door George van Dam Merrett, werd bijgehouden:

‘Iedere Engelandvaarder die via Lyon reisde spreekt met het grootste respect over Sally Noach. Met zijn durf en humor, om nog maar te zwijgen van de energie waarmee hij ruzie maakte met gevangeniscommandanten en ambtenaren, was hij in staat veel landgenoten uit wanhopige situaties te redden’.

Op 1 januari 1943 schrijft Oscar de Brey, hij is dan in opleiding in Wolverhampton:

‘Gisterenavond was het Oudejaarsavond, en kwam mij de oudejaarsavond van een jaar geleden weer zo scherp voor de geest. Die avond genoten onder andere Bergman, de Bruijn Kops, Kragt en ik weer eens van uw buitengewone gastvrijheid. Die avond was een van die vele lichtpunten welke u mij bezorgde in de inktzwarte duisternis van gevangenissen en concentratiekampen’.

Deze brief, en een heleboel andere, zijn na te lezen op mijn website 

Joodse vluchtelingen die zich op het consulaat meldden, kregen een ander geloof en, waar nodig, een nieuwe nationaliteit. Anderen kregen geld om verder te reizen. Het verstrekken van paspoorten en geld, het werd mijn vader door de ambtelijke top van Buitenlandse Zaken niet in dank afgenomen.

Door zich, als dat zo uitkomt, uit te geven als de Nederlandse consul, weet mijn vader een groot aantal gevangenen in Lyon, in Mâcon en in Annecy vrij te krijgen. In zijn boek Het moest gedaan worden (iii), noemt mijn vader dit ‘hulpacties’, in de film Forgotten Soldier – waarover hierna meer – pakkend vertaald met freedom missions.  Maar volgens consulaire bepalingen wordt zijn hulp door Nederlandse hogerhand als ‘illegaal’ beschouwd.

Zijn absolute meester prestatie leverde mijn vader in mijn ogen medio augustus 1942. Rond 13 augustus 1942 wordt de eerste razzia in Lyon gehouden. Alle gearresteerde Joden worden overgebracht naar de gevangenis St. Jean (het Petit Depot), die als verzamelplaats voor te deporteren personen wordt gebruikt, vergelijkbaar met de Hollandse Schouwburg in Amsterdam. Mijn vader spoedt zich naar de gevangenis. De gevangenis bevindt zich achter het Palais de Justice. Het lukt hem met een grote dosis brutaliteit om onder het oog van Duitse en Franse officieren 118 zogenaamde ‘Nederlanders’, onder wie veel Joden, uit de gevangenis te krijgen.

Om in de gevangenis te komen – er staan ook een paar buitenlandse vertegenwoordigers tevergeefs buiten te wachten – zegt hij kwaad tegen de gevangenisdirecteur ‘Weigert u ook diplomaten? ’, waarbij hij naar de binnenzak van zijn jasje grijpt alsof daaruit de officiële legitimatie tevoorschijn zal worden getoverd. De hele schare die achter mijn vader aan de gevangenis uit gaat, neemt hij mee naar het Nederlandse consulaat om hen te registreren, overeenkomstig de eis die de Duitsers voor hun vrijgeleide hebben gesteld.

Londen

Uiteindelijk moest ook mijn vader vluchten. Via Spanje en Portugal kwam hij op 5 december 1942 in Engeland aan. Daar werd hij als held ontvangen door de vele Engelandvaarders die hij had geholpen en die ook Londen hadden bereikt. Zij benoemden hem tot erelid van hun club: Oranjehaven.

Toch werd mijn vader gedurende de oorlog in Londen, waar koningin Wilhelmina en haar regering al in de eerste dagen van de oorlog naar toe zijn gevlucht, zwart gemaakt. Waarom werd hij in regeringskringen verguisd? Dat was de kernvraag voor mijn onderzoek in het dossier ‘Sally Noach’.

In Londen steekt mijn vader zijn mening niet onder stoelen of banken en bekritiseert het functioneren van ambtenaren van buitenlandse zaken in Frankrijk en Spanje.

Sally Noach
Sally Noach in Londen

Hij verwijt met name drie overheidsfunctionarissen een voor vluchtelingen fatale houding van onbewogenheid en onverschilligheid. Door de officiële instanties werd er nauwelijks iets voor de Nederlandse vluchtelingen gedaan, zo luidt zijn kritiek.

Emanuel Adelaar, een Joodse vluchteling, schrijft in zijn reisverslag:

Het moet voor de volledigheid nog gezegd worden dat het consulaat te Lyon onder toezicht stond van de Nederlandse vertegenwoordiger te Vichy, een zekere mijnheer Van Sevenster, die zich echter van de moeilijkheden met al de vluchtenden bitter weinig aantrok’. Ook de reis van Adelaar naar Marseille en ‘het gesprek met van Lennep, dat was een grote teleurstelling. Van Lennep was ‘eventueel’ bereid behulpzaam te zijn, maar de vrouw van Adelaar moest dan maar in Frankrijk blijven of desnoods weer naar Nederland teruggaan’.

Jonkheer Daan van Lennep was de Nederlandse consul in Marseille.

Zoals alle Engelandvaarders die Londen weten te bereiken, wordt mijn vader uitgenodigd bij Koningin Wilhelmina. Op de een of andere manier ontstaat er tussen deze koningin, die er niet om bekend staat aandacht gevraagd te hebben voor het lot van de Joden in Nederland, en mijn vader een speciale band. Zoals een geschiedschrijver schrijft: ‘Er was in Londen eigenlijk maar één Nederlandse Jood met wie Wilhelmina geregeld contact had en die zij volledig vertrouwde’. Zij vertrouwt hem en hij vertrouwt haar meer dan de vele jaknikkers en baantjesjagers in haar omgeving. Een enkele schrijver meent dat mijn vader wellicht niet belangrijk was, maar wel invloedrijk.

Vanwege zijn kritische opstelling, vraagt het Ministerie van Algemene Oorlogsvoering, mijn vader om een rapport over zijn ervaringen. Omdat ook Wilhelmina hem daartoe aanspoort, levert hij zijn verslag bij haar in. Het rapport (iv) bestaat uit achtenhalf A3-velletjes, de regels dicht op elkaar getypt en slaat in als een bom. Na enige dagen wordt mijn vader ontboden door Buitenlandse Zaken waar hij door niemand minder dan minister Eelco van Kleffens wordt opgewacht. Bij een eerdere ontmoeting had mijn vader de minister al eens gevraagd of hij nu het kastje was of de muur. Ook dit keer wordt het geen prettige ontmoeting.

Sally Noach met andere Engelandvaarders in Hydepark, 1943

De minister voelt zich gepasseerd omdat het rapport direct bij de koningin is afgeleverd terwijl mijn vader zaken aanroert die zijn ministerie betreffen. De sfeer wordt er niet beter op wanneer mijn vader hem antwoordt: ‘Excellentie, u bent ambtenaar, zelfs een zeer hooggeplaatste ambtenaar. Ik ben koopman. Als ik iets wil verkopen ga ik direct naar de directeur, niet naar de procuratiehouder.’

Hier botsen twee werelden, de jonge Joodse koopman die zich geplaatst weet tegenover èn een genadeloze vijand èn de heren van de hypercorrecte school van de Nederlandse consulaire en diplomatieke dienst. Wanneer hij de Nederlandse autoriteiten erop wijst dat ook de vijand zich niet aan de regels houdt, wordt hem tegengeworpen dat Nederlanders daarvoor te fatsoenlijk zijn.

De officials zitten niet te wachten op zijn klachtenboek. Zij zijn beledigd en vuren terug dat het hem immers niet gevraagd was om Engelandvaarders en Joden te helpen. De verhouding met de ambtsdragers wordt er niet beter op, wanneer mijn vader daarop antwoordt: ‘Excellentie, U en ik verkeren in dezelfde toestand. Ik heb het gedaan omdat er niemand anders was, er was geen keus… als ze in Londen meer keus hadden gehad, hadden ze U nooit minister gemaakt.’

Waar ging het bij mijn vader mis? Op 27 april 1943 schrijft minister-president Pieter Gerbrandy, in een met ZEER GEHEIM gestempelde brief, aan zijn minister van Binnenlandse Zaken: ‘Indien Uwe Excellentie zich daarmee zoudt kunnen verenigen, zou ik hem [Sally Noach] willen voordragen voor het Ridderkruis der Oranje-Nassau Orde’

Echter, binnen drie dagen reageert Binnert Philip Baron van Harinxma thoe Slooten, de Londense regeringscommissaris voor de vluchtelingen, met een brief waarin hij stelt dat hetgeen mijn vader wordt toegeschreven in het geheel niet waar was. Het enige wat mijn vader deed was het afhalen van Nederlanders wier bevrijding door anderen was bewerkstelligd; aldus deze baron die zich in de eerste maanden van de oorlog al had neergelegd bij een Duitse overwinning. Zijn defaitistische houding zal hem niet tot een erg actief beleid inspireren. Als aardige bijkomstigheid kan ik melden dat in de marge van deze brief door iemand in potlood is bijgeschreven dat dit, wat Harinxma schrijft, een geheel onjuiste voorstelling van zaken is. Verder acht de baron het hoogst bedenkelijk dat mijn vader mensen de gelegenheid heeft gegeven te vluchten door hen valse paspoorten te geven. Kortom het is Harinxma niet duidelijk op grond waarvan mijn vader, die – aldus de baron – uitsluitend als employé werkzaam was, voor enige onderscheiding in aanmerking zou komen. Ook bij deze passage in de marge in potlood de opmerking dat hetgeen Harinxma schrijft onjuist is.

Maar….het kwaad is geschied. Als koningin Wilhelmina mijn vader wil onderscheiden voor zijn verdiensten, houdt de Nederlandse overheid dat tegen. Het toekennen van een koninklijke onderscheiding betekende immers niet alleen de erkenning van zijn verdiensten, maar ook de door hem gerapporteerde bezwaren tegen een aantal hoge functionarissen van Buitenlandse Zaken.

Tijdens de oorlog geen onderscheiding, behalve dan het Erelidmaatschap van Oranjehaven. En erna ook niet. Want dan krijgt mijn vader te maken met de vroegere Consul generaal in Frankrijk Ate Sevenster. Sevenster is na zijn allerbelabberdste optreden tijdens de oorlog toch weer in genade aangenomen. Hij kwalificeert mijn vader voor de Parlementaire Enquêtecommissie (v) als ‘de koning van de zwartemarkt in Lyon’. In een latere brief adviseert Sevenster ‘aan de beweringen van Noach slechts geloof te hechten voorzover de juistheid daarvan door volkomen betrouwbare bewijsstukken
en kwitanties onaantastbaar wordt bewezen.’ Ik zie het al voor me: mijn vader die een passeur betaalt voor het over de grens helpen van een Engelandvaarder, daarvoor een bedrag afspreekt en vervolgens vraagt: ‘Heeft u een bonnetje voor mij?’ Sevenster is overigens ook de man die tijdens een verhoor voor de Commissie Cleveringa (vi) stelt dat de Joodse vluchtelingen de minste lui waren die je kon helpen. Geen van de commissieleden corrigeert hem op die woorden.

Erkenning

Op 28 december 1969, op zijn zestigste verjaardag, krijgt mijn vader uiteindelijk een koninklijke onderscheiding. Hij wordt benoemd tot Erekruis in de Huisorde van Oranje. De Huisorde van Oranje wordt verleend aan Nederlanders en buitenlanders die zich verdienstelijk hebben gemaakt voor de Koning of voor het Koninklijk Huis. Toekenning van de Huisorde is een volstrekt persoonlijke aangelegenheid van het Hoofd van het Huis van Oranje: hij bepaalt wie in de Huisorde wordt benoemd. Dus niet van regeringswege.

De echte erkenning komt met een film over het ware verhaal achter mijn vaders oorlogsverleden met interviews met overlevenden van de Sjoa en hun families. Deze film, met die titel Forgotten Soldier, is op vele film festivals in Engeland, Amerika, Canada, Zuid-Afrika en Israël gedraaid. En daar zeer goed ontvangen. Op 10 november j.l. is die film – eindelijk – op de Nederlandse Televisie vertoond. (vii) Dat heeft ook nog heel wat voeten in de aarde gehad.

Uitreiking Erekruis Huisorde van Oranje aan Sally Noach, 1969

Ik pak het idee op om een park in Israël naar mijn vader te noemen en neem contact op met het Joods Nationaal Fonds (JNF), de instelling die zich bezighoudt met het planten van bomen en creëren van bossen in Israël. Het JNF is direct enthousiast en zorgt dat het initiatief werkelijkheid wordt. Vervolgens stuur ik een mail naar onze familie en vrienden met een oproep tot een bijdrage. De reacties zijn overweldigend en leiden tot de realisatie van het Sally Noach Park in Haifa. De feestelijke openingsceremonie vindt plaats op donderdag 2 mei 2019.

Donderdag 2 mei 2019 is het Yom HaShoah. Yom HaShoah Ve-Hagevurah, is ook een eerbetoon aan de Helden. Hagevurah, daarin zit de stam: Gabor = Held. Die link heb ik gelegd in mijn toespraak bij de opening van het Sally Noach Park in Haifa. ‘Mijn vader Sally Noach was zo’n held’, vertelde ik mijn gehoor. In de oorlogsperiode september 1940 – september 1942 redde hij honderden Joden en niet-joden uit handen van de Duitsers en hun handlangers. Hij deed dat met gevaar voor eigen leven. En ik sloot af met de volgende woorden:

“Mijn vader was een hartelijk en bescheiden mens wiens optreden in WO II van grote moed getuigde. Hij was het levende voorbeeld van ‘zoveel Joden, die ondanks hun meest uitzonderlijke uitzonderingspositie, de strijd met de vijand voerden’. Sally Noach was een van die mensen die opstond en de grens van angst durfde te overschrijden.”

Het Sally Noach Park in Haifa is een tastbaar en blijvend eerbetoon aan mijn vader. Jong en oud kunnen er gebruik van maken voor wandelingen en andere recreatie. Voor vele generaties zal mijn vader op deze manier blijven doorleven. Daar kan geen koninklijke onderscheiding tegenop.

Door mijn onderzoek weet ik veel meer over mijn vader in die periode dan hijzelf. Hij heeft op het toneel gestaan, ik stond in de coulissen en heb door de archieven te openen, de dossiers te lezen, kunnen zien hoe de mensen in zijn tijd aan de touwtjes trokken. Hierdoor heb ik dingen gezien die mijn vader niet wist. Ik kreeg een onthutsend beeld. Daar heeft hij al die jaren last van gehad.

‘Ik kan geen brood eten van wat mij toe zou komen’, zei hij meermaals. Er was hem een hoge onderscheiding toegekend en deze werd tegengehouden door de regering. Als ze hem hadden erkend voor zijn daden, dan hadden ze ook moeten erkennen dat ze fout waren. Zelf zei hij daarover: ‘de mensen die ik gered heb, hebben allemaal een lintje gekregen, mijn lintje heb ik via hen gehad’.

Boek

Door zelf onderzoek te doen kan ik er nu op een andere manier naar kijken. Ik weet nu wat er met mijn vader gebeurd is. Ik heb nooit aan zijn verhaal getwijfeld en tijdens mijn zoektocht werd zijn verhaal alleen maar bevestigd, wat mijn pen makkelijker deed vloeien. Nu kan ik er neutraler naar kijken. Ik heb nu bewijs dat zijn verhaal klopt.

Toen ik mijn boek, in maart 2022, in het voormalig Verzetsmuseum in Amsterdam, presenteerde, werd mij de vraag gesteld ‘waarom toch weer een boek over de Holocaust? Weten wij niet alles al over de Holocaust’. Nee, wij weten nog niet alles over de Holocaust. Er zijn nog steeds archieven die geraadpleegd moeten worden. Er zijn nog steeds zaken die boven water komen. Ook mijn boek beschrijft een facet van de Holocaust dat niet algemeen bekend was.

Helaas, de timing van mijn boek is wel heel erg actueel. Niemand van ons verwachtte dat wij zouden leven in een tijd waarin antisemitisme, weer meer salonfähig zou worden en zelfs tot een Jodenjacht in ons eigen land heeft geleid. In Amsterdam, de stad die zich liefkozend Mokum laat noemen. Walgelijk!

Ik hoop dat mijn boek tegen deze achtergrond een herinnering en inspiratie zal blijken te zijn.

Ik heb dit boek opgedragen aan de zeven kleinkinderen van mijn vader. Ik heb hen als opdracht meegegeven het handelen van hun opa Sally een leidraad te laten zijn voor al hun handelen en denken.

Deze opdracht in mijn boek heb ik vooraf laten gaan door een uitspraak uit de talmoed ‘wie één leven redt, redt een hele wereld’. Een prachtig joods gezegde.

(i) Jacques Noach – Het Ongeloof, Uitgeverij Verbum, 2022. Zie ook sallynoach.com. Voor informatie en aanvragen kunt u een bericht sturen naar info@sallynoach.com.

(ii) Op aanvraag stuur ik de geïnteresseerde lezer een update.

(iii) Sally Noach – Het moest gedaan worden, Uitgeverij Semper Agendo, 1971. Omdat het boek al vele jaren niet meer beschikbaar is, anders dan incidenteel tweedehands, is het boek van mijn vader integraal opgenomen in deel II van Het ongeloof. Er is inhoudelijk niets aan veranderd, alleen is de hedendaagse voorkeurspelling gehanteerd en zijn overduidelijke typefouten gecorrigeerd.

(iv) Het ‘Rapport voor Koningin Wilhelmina’ is integraal opgenomen in mijn boek.

(v) Enquêtecommissie Regeringsbeleid 1940-1945. Deze parlementaire enquête richtte zich op het regeringsbeleid van de kabinetten-De Geer/Gerbrandy en -Schermerhorn sedert de Duitse inval in Nederland op 10 mei 1940 en de oorlog met Japan tot aan de opening van de zitting van de voorlopige Staten-Generaal op 20 november 1945, alsmede op voorafgaand beleid voor zover dit onmiddellijk verband hield met de gebeurtenissen in de vorenbedoelde tijdvakken. 

(vi) Commissie-Cleveringa: Commissie tot Onderzoek naar de Houding van Nederlandsche Diplomatieke en Consulaire Ambtenaren tegenover Nederlandse Uitgewekenen.

(vii) De Joodse Programmering van de EO verzorgde de Nederlandse versie van Forgotten Soldier. Dit betekent niet alleen aanpassing aan het NPO-uitzendformat, Nederlandse ondertiteling en Nederlands gesproken, maar ook een Nederlandse titel: Sally Noach: een formidabele redder in nood. Voor diegenen die de film (nogmaals) willen zien, is, op aanvraag, een bestand beschikbaar.