Boekbespreking
Je bent hier:

Take men on board: the Dutch WW2 escapes to England

Boekbespreking door Agnes Dessing

Dit boek gaat over de enige geslaagde ontsnapping via de Noordzee in het jaar 1944. Op 23 februari van dat jaar gingen vijf jonge Nederlanders na meerdere mislukte pogingen in een vlet met ingebouwde motor vanuit Zuidland (Voorne-Putten) op weg naar Engeland. Hun tocht duurde maar één dag. Op 24 februari werden ze tegen het middaguur door de RAF High Speed Rescue Launch (HSL) 185 gespot en opgepikt. 

Heel bijzonder is dat er een Amerikaan aan boord was van de Rescue Launch, die de hele redding gefilmd heeft. Deze unieke beelden zijn bewaard gebleven en zijn te zien in het Museum Engelandvaarders. Op mij hebben vooral de eerste shots veel indruk gemaakt. Je ziet een immens groot wateroppervlak met daarop een heel klein bootje, met daarin vijf uitzinnig blije, opgeluchte mannen, die beseffen dat ze het gehaald hebben! 

De vijf mannen in kwestie waren: John Osten (1920-2010), Hein Fuchter (1921-2016), Henk Baxmeier (1920-2008), Edzard Moddemeier (1916-1998) en Flip Winckel (1919-2009). De eerste drie waren student geologie in Leiden, Moddemeier was radio- en elektrotechnisch ingenieur en Winckel was net afgestudeerd jurist Indisch recht.

Omslag Take men on board (1)

De auteur van dit boek is een zoon van Flip Winckel. In 2021 publiceerde Borre Winckel al een Nederlandse versie van dit boek, getiteld Recht door zee: over de laatste Engelandvaart en het einde van Nederlands-Indië. In de titel van de Engelse versie wordt niet meer gerept van ‘het einde van Nederlands-Indië’, maar dat onderwerp komt wel degelijk aan bod. Voor deze boekbespreking heb ik beide versies gelezen.

Ik heb nog nooit zo’n gedetailleerd verslag van een Engelandvaart gelezen als dit. Alles, maar dan ook werkelijk alles komt aan bod. De maanden van voorbereiding, de hulp van wel 100 verzetsmensen uit de Hoeksche Waard en elders, de eerdere mislukte pogingen (op 29 september 1943 en 17 februari 1944), de verschillende karakters en dientengevolge de spanningen onder de vijf Engelandvaarders etc. Alles is minutieus beschreven, gecheckt en gebaseerd op archiefmateriaal en/of interviews. Daarbij is het ook nog goed geschreven en zeer leesbaar!

Een voorbeeld van de nauwgezetheid, waarmee Borre Winckel te werk is gegaan, is dat in het verslag van de redding ook de communicatie tussen de HSL 185 en Coastal Command is weergegeven. Boten als de HSL 185 werden ingezet door de RAF Sea Rescue Service. Dit was een dienst, die zich inzette voor de redding van Britse en geallieerde vliegtuigbemanningen die gedwongen waren op het water te landen. Deze vliegtuigbemanningen moesten koste wat kost gered worden, omdat er zoveel tijd en geld in hun opleiding was geïnvesteerd.

De HSL 185 was op weg naar een zogenaamde rendez-vous locatie van waaruit de boot de hele dag standby moest zijn. Nadat de kapitein had doorgegeven dat men een klein bootje met vijf Nederlanders had onderschept, kwamen de volgende instructies van Coastal Command in Great Yarmouth: ‘Take men on board, strip boat and sink by gunfire. HSL [is] then to proceed to rendezvous position.’

En zo is het inderdaad gegaan. De Engelandvaarders kregen de keus om of met het gammele bootje verder te varen naar de kust of het zelf naar de bodem te schieten. Alleen John Osten wilde doorvaren. Daarop hebben de mannen zelf met het boordgeschut het bootje kapotgeschoten en laten zinken.

Na aankomst in Londen werd het vijftal verhoord en betrouwbaar bevonden. Daarna koos ieder een bepaald krijgsmachtdeel: Osten meldde zich bij de Prinses Irene Brigade, Baxmeier bij de luchtmacht van het KNIL. Moddemeier werd tot zijn grote teleurstelling afgekeurd voor militaire dienst, maar maakte zich als radio- en elektrotechnisch ingenieur nuttig bij de RAF Radio School in Bristol.  

Interessant is dat Fuchter en Winckel, die beiden in Nederlands-Indië geboren waren, door de Nederlandse regering in Londen een baan aangeboden kregen bij de NICA, de Nederlandsch-Indische Civiele Administratie. De NICA was in april 1944 opgericht met als doel het Nederlands burgerlijke koloniale bestuur na de capitulatie van de Japanse bezetter te herstellen. Fuchter weigerde de baan, omdat hij geen zin had om ambtenaar te worden en meldde zich bij de RAF. Winckel accepteerde de baan wel. Hij had juist naar Engeland gewild om Nederlands-Indië waar zijn oudere broer in een Jappenkamp zat, te kunnen bevrijden.

Winckel was niet de enige. Van de destijds door mij onderzochte populatie van 1700 Engelandvaarders was 11% in “de Oost” geboren.  Velen hadden daar nog familie wonen of waren als KNIL-militair in het gebied actief geweest.

In augustus 1944 verliet Winckel Engeland en reisde in KNIL-verband via Australië naar Nieuw-Guinea, waar de Japanners in april 1944 verjaagd waren door de Amerikanen. Hiermee was hij eind 1944  terug in Indië, dat hij in 1932 als 12-jarige verlaten had. Winckel werd als jurist aan het werk gezet, zowel in de civiele- als militaire rechtspraak. Die laatste vond plaats in de krijgsraden te velde.

Pas in september 1945 – dus na de Japanse capitulatie als gevolg van de Amerikaanse atoombommen op Hirosjima en Nagasaki –  zette Winckel voet op Java. Hij vond er zijn broer Frits terug, die de Jappenkampen gelukkig overleefd had. Hij maakte er ook de gewelddadige Bersiap periode mee, die begon nadat Soekarno op 17 augustus 1945 de Republiek Indonesia had uitgeroepen. Bersiap betekent “wees paraat”. Het was de strijdkreet van paramilitaire groepen (zogenaamde pemoeda’s) die extreem geweld hebben gebruikt tegen (Indische) Nederlanders en andere niet-inlanders zoals Chinezen, Molukkers (die met het Nederlandse gezag zouden hebben gecollaboreerd) en Japanners.

Begin 1946 nam Flip Winckel definitief afscheid van Indië. Vanuit Tandjong Priok, de haven van Djakarta, voer hij terug naar Nederland, waar hij op 28 februari 1946 – 2 jaar na zijn vertrek uit Zuidland – aankwam.

(i) Zie A. Dessing, Tulpen voor Wilhelmina: de geschiedenis van de Engelandvaarders. Amsterdam, 2004, p.29.