Overigens was er vaak geen sprake van een bewuste keuze: welke weg iemand nam werd vaak door het toeval bepaald en wie zich gedwongen zag om te vertrekken, greep elke vluchtmogelijkheid aan.
Noordzeeroute
De weg over de Noordzee was het kortste en leek daarom aantrekkelijk. Maar ontsnappen via deze route was uiterst moeilijk en gevaarlijk, zeker nadat de bezetter in 1942 was begonnen was met de aanleg van de Atlantikwall en de kust tot verboden gebied werd verklaard. Slechts een klein deel van de Engelandvaarders (ongeveer 10%) heeft Engeland via de Noordzee bereikt. Voor zover bekend zijn vanaf de Nederlandse kust in totaal 136 pogingen tot Engelandvaart gedaan, waarvan slechts 23% is geslaagd. De meeste pogingen vonden plaats in 1941 toen de Nederlandse kust nog enigszins bereikbaar was. Onder degenen die langs deze weg zijn aangekomen bevinden zich ook enkele Nederlanders die (in 1942) aanmonsterden op een vissersboot (of zich als verstekeling aan boord verborgen), op zee het commando overnamen en met schip en al naar Engeland ontsnapten.
In mei 1941 werden twee geslaagde pogingen ondernomen om met een vliegtuig naar Engeland over te steken: eerst ontsnapten twee Nederlanders in een gestolen G1, kort daarna deden nog eens vier Nederlanders hetzelfde in een gestolen Fokker watervliegtuig.
Zuidelijke route
Engelandvaarders die de Zuidelijke route kozen ( zo’n 58%) deden er gemiddeld 1 jaar en 3 maanden over om Engeland te bereiken. Dit kwam niet alleen doordat het een lange reis was, maar ook doordat Engelandvaarders onderweg langdurig in gevangenissen en interneringskampen belandden of lang op papieren moesten wachten, waarmee zij verder konden reizen. Een van de bottle-necks was onbezet-Frankrijk, ook wel Vichy-Frankrijk genoemd, dat in naam onafhankelijk maar in feite een marionet van Hitler-Duitsland was. Aanvankelijk was het mogelijk om zowel vanuit Vichy-Frankrijk als Zwitserland legaal naar Spanje door te reizen (en vandaar naar Engeland). Sommige Nederlandse diplomatieke vertegenwoordigers, die nog in het buitenland aanwezig waren hebben hun uiterste best gedaan om Engelandvaarders op doorreis bij te staan. In november 1942 werd echter ook Vichy-Frankrijk door de Duitsers bezet en bleef er slechts één weg naar Engeland open: clandestien de Pyreneeën over, naar Spanje.
Neutrale landen als Zwitserland, Spanje en Portugal moesten – om hun onafhankelijkheid te behouden – laveren tussen de eisen van nazi-Duitsland en de geallieerden. Vooral in de eerste oorlogsjaren, toen Duitsland nog aan de winnende hand was, resulteerde dit in een hard optreden tegen Engelandvaarders. Zo werden Engelandvaarders in Spanje opgesloten in gevangenissen of het interneringskamp Miranda de Ebro. Waren zij daaruit eindelijk bevrijd dan volgde vaak nog een lange wachttijd in Madrid, omdat het Franco-regime weigerde om doorreisvisa te verstrekken aan mannen in de dienstplichtige leeftijd.
Scandinavische route
Zo’n 31% van de Engelandvaarders ontsnapte via Zweden. Het waren voornamelijk zeelieden en ook wel niet-zeevarenden die op kustvaarders aanmonsterden met het vooropgezette plan om in het neutrale Zweden van het schip weg te lopen. Net als via de Zuidelijke route moesten Engelandvaarders ook hier lang wachten, tot zij naar Engeland konden doorreizen. Die passage kon namelijk alleen per (post)vliegtuig gebeuren en per vlucht konden slechts enkele Engelandvaarders mee. De vrijwilligers moesten zich intussen nuttig maken, door in de Zweedse bossen hout te hakken. Pas in 1944 kwam er – in de vorm van Amerikaanse bommenwerpers – voldoende vervoerscapaciteit beschikbaar om de Engelandvaarders uit Zweden naar Engeland te transporteren.